Rechtbank Den Haag oordeelt dat het Besluit rechtsherstel box 3 belanghebbende voldoende rechtsherstel biedt nu hij niet aannemelijk maakt dat zijn werkelijk rendement lager ligt dan het bij het besluit in aanmerking genomen rendement.

Belanghebbende (X) heeft per 1 januari 2018 een aanzienlijk vermogen dat bijna geheel bestaat uit banktegoeden. De box 3-aanslag is conform de aangifte IB 2018 opgelegd. In de beroepsfase wordt de aanslag ambtshalve verminderd op basis van het Besluit rechtsherstel box 3, waarbij wordt aangesloten bij de werkelijke vermogensverhouding en het alsdan werkelijk te realiseren rendement. X wenst evenwel een hogere compensatie omdat hij een buitensporige last ervaart.

Rechtbank Den Haag beslist dat het kerstarrest (HR 24 december 2021, V-N 2022/2.3) de box 3-heffing vanaf 2017 in strijd acht met het EVRM en dat slechts het werkelijk rendement in de heffing betrokken mag worden. Op basis van het Besluit rechtsherstel box 3 (V-N 2022/34.3) is X dan ook compensatie geboden. X maakt de stelling dat zijn werkelijk rendement lager is dan waarmee gerekend is niet waar, terwijl ook ongerealiseerde waardestijgingen tot dat rendement behoren. De buitensporige last constateert de rechtbank niet.

Lees ook het Dossier Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 28 februari

63

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen