Volgens de Hoge Raad is de naheffing van ten onrechte teruggeven loonheffing terecht omdat de inspecteur de op 9 juli 2007 ontvangen mededeling van X bv redelijkerwijs kon opvatten als een verzoek om teruggaaf van loonheffing.

De inspecteur heeft aan X bv een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over het jaar 2007, wegens eerder onverschuldigd aan X bv terugbetaalde loonbelasting ad € 36.961. Niet in geschil is dat X bv dit bedrag teveel heeft terug gekregen. Het geschil ziet op de vraag of de inspecteur de terugbetaling van dit bedrag kan formaliseren door oplegging van de in geschil zijnde naheffingsaanslag. Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat het op 9 juli 2007 door de Belastingdienst ontvangen correctiebericht een verzoek is in de zin van art. 20 lid 1 tweede volzin AWR. Niet van belang is of dit bericht gericht was op teruggaaf van belasting. Het enkele feit dat X bv een verzoek heeft gedaan dat er ten onrechte toe heeft geleid dat teruggaaf van belasting is verleend, volstaat naar het oordeel van het hof voor de mogelijkheid van naheffing op basis van de per 1 januari 2010 geldende tekst van artikel 20, lid 1, AWR, die vanwege het ontbreken van overgangsrecht onmiddellijke werking heeft. X bv komt in cassatie.

De Hoge Raad beslist dat de cassatiemiddelen, inhoudende dat een verzoek om teruggaaf van loonheffing alleen kan worden gedaan door middel van een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a, lid 1, Wet LB 1964 en dat een verzoek om teruggaaf nimmer binnen de aangiftetermijn kan worden gedaan, falen. Van een verzoek in de zin van artikel 20, lid 1, tweede volzin, AWR is sprake indien de inspecteur redelijkerwijs een mededeling heeft kunnen opvatten als een verzoek om teruggaaf van belasting. Dat geldt ongeacht het moment waarop die mededeling wordt gedaan. Deze uitleg strookt met de parlementaire toelichting bij de wijziging van artikel 20 AWR per 1 januari 2010. Volgens de Hoge Raad ligt in het oordeel van het hof besloten dat de inspecteur de op 9 juli 2007 ontvangen mededeling redelijkerwijs kon opvatten als een verzoek om teruggaaf van loonheffing. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en kan in cassatie niet verder worden getoetst. Het beroep in cassatie is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 20

Wet op de loonbelasting 1964 28a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 24 april

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen