Tot het bedrijfsvermogen van X bv hoort een auto. X bv stelt de auto ter beschikking aan haar directeur. X bv brengt de op het gebruik en aanschaf van de auto drukkende btw volledig in aftrek. In de btw-aangiften voor het eerste halfjaar van 2011 maakt X bv gebruik van de (oude) forfaitaire regeling. In de aangifte voor het tijdvak december 2011 geeft X bv voor het privégebruik van de auto over het eerste halfjaar van 2011 een correctie aan van € 920. Voor het tweede half jaar berekent X bv, op grond van de forfaitaire 2,7%-regeling, de verschuldigde btw op € 828. Volgens X bv is zij de btw over het eerste half jaar echter, door een wijziging in de regelgeving per 1 juli 2011 (intrekking art. 15 lid 1 Uitv. besch. OB en BUA is niet meer van toepassing op privégebruik auto), niet verschuldigd. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv de btw voor het eerste half jaar van 2011 is verschuldigd in het laatste belastingtijdvak van het boekjaar. Hieraan doet volgens het hof niet af dat art. 15 lid 1 Uitv. besch. OB niet meer gold in dat tijdvak. Ten aanzien van de over het tweede half jaar verschuldigde btw, stelt het hof vast dat X bv geen concrete gegevens heeft verstrekt aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke uitgaven zijn gedaan voor het privégebruik van de auto.
De Hoge Raad oordeelt dat X bv de btw over het eerste half jaar van 2011 is verschuldigd. Het voorschrift om de btw in het laatste tijdvak te voldoen is namelijk onlosmakelijk en onherroepelijk verbonden aan de eerder in strijd met de Wet OB 1968 genoten aftrek. Volgens de Hoge Raad is hierbij niet van belang dat de buitenwettelijke regeling in de loop van het jaar is ingetrokken. Ten aanzien van de verschuldigdheid van de btw over het tweede half jaar merkt de Hoge Raad op, dat X bv recht heeft op een btw-teruggaaf als meer btw is geheven dan overeenkomt met de btw over de aan het privégebruik toerekenbare uitgaven. Door slechts uit te gaan van de kilometeradministratie om de omvang van het privégebruik vast te stellen, is het hof volgens de Hoge Raad uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting of heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. Volgens de Hoge Raad moet namelijk ook rekening worden gehouden met bijvoorbeeld de aard van de onderneming, de zakelijke doeleinden waarvoor de auto bruikbaar is, de werkzaamheden binnen de onderneming van degene die de auto gebruikt, en statistische gegevens. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.
Wetsartikelen:
Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 4
Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 1
Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 8
Wet op de omzetbelasting 1968 4