X lijdt sinds1980 aan het slaap-apneu-syndroom. Hij maakt in verband daarmee gebruik van een Continuous Positive Airway Pressure (hierna: CPAP)-apparaat dat hem ondersteuning biedt bij de moeizame ademhaling in verband met zijn slaap-apneu. Zowel in het jaar 2008 als in 2009 brengt X, zoals hij al vele jaren doet, buitengewone uitgaven wegens ziekte in aftrek. Het grootste deel van de ziektekosten heeft betrekking op uitgaven ten behoeve van het CPAP-apparaat. De aftrekposten worden geaccepteerd. Bij de aanslagregeling voor het jaar 2010 is gebleken dat X een bedrag aan elektriciteitskosten heeft afgetrokken voor het gebruik van het CPAP-apparaat dat hoger is dan de jaarlijkse stroomkosten voor zijn gehele huishouden. Naar aanleiding hiervan stelt de inspecteur een onderzoek in en worden de in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2008 en 2009 opgelegd. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de inspecteur in de bevindingen bij de aanslagregeling ib/pvv 2010 reden gezien om de over de jaren 2008 en 2009 ingediende aangiften ib/pvv te onderzoeken. Geen rechtsregel staat hieraan in de weg. Tijdens dit onderzoek is X er niet in geslaagd hoogte van deze kosten aannemelijk te maken. Dit vormt het voor navordering vereiste nieuwe feit. Het staat vast dat X reeds vele jaren ziektekosten in aftrek heeft gebracht en dat de aftrekbaarheid van ziektekosten op zichzelf niet ter discussie staat, maar enkel de hoogte van de in aftrek gebrachte ziektekosten. Het beroep van X op het vertrouwensbeginsel faalt, reeds omdat de hoogte van de in aftrek gebrachte ziektekosten ieder jaar verschilt. Er is geen sprake van een gedurende een reeks van jaren onveranderd voortdurende situatie.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 6 april