Belanghebbende, X, doet op 8 januari 2010 aangifte van BPM. Tegen de voldoening van deze belasting op aangifte maakt X op 14 februari 2010 bezwaar bij de Belastingdienst. De inspecteur verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk omdat de belasting niet door X maar door een ander is voldaan en een juiste machtiging ontbreekt. In geschil is of dit correct is.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat de identiteit van degene die bezwaar maakt vóór het verstrijken van de bezwaartermijn bekend moet zijn. De machtiging van de gemachtigde van X om de kentekenhouder die de BPM heeft voldaan te vertegenwoordigen, is niet binnen de bezwaartermijn overgelegd en dus te laat. De betaling van de BPM door de kentekenhouder kan volgens de rechtbank niet worden aangemerkt als een betaling namens X. Dit heeft tot gevolg dat X geen belanghebbende is als bedoeld in art. 26a van de AWR bij de voldoening van de BPM op aangifte. Conclusie is dat de inspecteur het bezwaar van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De omstandigheid dat het onderhavige dossier lang onderwerp is geweest van besprekingen met de inspecteur, is voor de rechtbank reden de redelijke termijn van twee jaar te verlengen. X komt niet in aanmerking voor een schadevergoeding.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 7-1
Algemene wet bestuursrecht 6:5
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 31 oktober