Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in navolging van Rechtbank Midden-Nederland dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde van een schoolgebouw aan de hand van de Taxatiewijzer aannemelijk maakt.

X is eigenaar van een schoolgebouw voor middelbaar beroepsonderwijs. In geschil is de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2018. Rechtbank Midden-Nederland bevestigt de waarde die de heffingsambtenaar heeft vastgesteld ad € 10.189.000. X komt in hoger beroep en staat een waarde van € 7.858.000 voor.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk maakt. Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de onroerende zaak op de GVW als bedoeld in artikel 17, lid 3, Wet WOZ dient te worden gesteld. De heffingsambtenaar maakt gebruik van de voor de waardepeildatum geldende Taxatiewijzer en kengetallen deel 1 Onderwijs. Uit jurisprudentie volgt dat, indien beide partijen voor de vaststelling van de GVW de richtsnoeren van de Taxatiewijzer tot uitgangspunt nemen, de partij die daarvan wil afwijken, de bewijslast draagt de redenen voor een dergelijke afwijking aannemelijk te maken (vgl. HR 23 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1671, r.o. 2.4.2 en 2.4.3). Op X rust de bewijslast aannemelijk te maken dat de restwaarde van de opstallen, in afwijking van de Taxatiewijzer, op nihil moet worden gesteld. X maakt niet aannemelijk dat er omstandigheden zijn op grond waarvan moet worden aangenomen dat de restwaarde van de onroerende zaak aan het eind van de door de heffingsambtenaar gehanteerde levensduur nihil dan wel negatief is. Dat rekening gehouden zou moeten worden met een hogere correctie wegens functionele veroudering is gesteld noch aannemelijk gemaakt door belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 augustus

37

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen