De VS hebben nadere richtlijnen uitgebracht over de verplichting van banken om een US TIN te rapporteren van rekeninghouders met (ook) de Amerikaanse nationaliteit. Bestaande bankrekeningen die voor 1 juli 2024 zijn geopend, zijn uitgezonderd van deze verplichting tot en met 2024.

De geheimhoudingskamer van Hof Arnhem-Leeuwarden wijst het beroep van de inspecteur om beperkte kennisneming in een herzieningszaak deels toe.

Op dit moment zijn ruim 120 verschillende informatieproducten bij Toeslagen in gebruik die in meer of mindere mate gebruik maken van analytics. Dat blijkt uit de antwoorden van de Staatssecretarissen van Financiën op vragen van de vaste Kamercommissie voor Financiën inzake de brief over het Woo-besluit algoritmes Belastingdienst en Toeslagen en toezegging inventarisatie modellen Toeslagen.

Hof Den Haag oordeelt in hoger beroep dat de inspecteur niet tegen beter weten in of in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld, ondanks het na bezwaar alsnog accepteren van het stamrecht en de pensioenregeling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Hof Amsterdam volgt de rechtbank in het oordeel dat ook zonder verzendrapportage van de aanslag IB/PVV 2004 de inspecteur het bewijsvermoeden heeft geleverd dat de aanslag is ontvangen. Belanghebbende slaagt er niet in om dat vermoeden te ontzenuwen. De ontkenning van de ontvangst is volgens rechtbank en hof evident ongeloofwaardig. De aanslag is daarom ook binnen de aanslagtermijn vastgesteld en bekend gemaakt.

Staatssecretaris Van Rij van Financiën heeft Kamervragen beantwoord van de Tweede Kamerleden Van Dijk en Slootweg (beiden CDA) naar aanleiding van het NRC-artikel ‘Overheidsfinanciën in gevaar door verouderde ICT van Belastingdienst’.

A-G Wattel is van mening dat de volmacht van de gemachtigde niet toereikend is om alleen over de griffierechtvergoeding te procederen. De inspecteur heeft de fout van het hof inmiddels hersteld door aanvullend € 93 te betalen, zodat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Art. 19a Wet BPM 1992 geldt voor alle BPM-procedures “gestart naar aanleiding van een voldoening op aangifte”, dus juist ook als het geschil alleen (nog) maar gaat over de proceskostenvergoeding en het griffierecht.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in verband met het ingetrokken beroep, omdat niet is tegemoetgekomen aan haar beroep. De aanmaningskosten zijn terecht opgelegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR een uitputtende regeling is die ook van toepassing is op de verstrekking van onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over de verzoeker zelf.