Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een evident onjuist vonnis en acht zich (ondanks andersluidend advies advocaat-generaal) ontvankelijk. Het is niet mogelijk om alsnog IB-aangifte in te dienen nadat de daartoe gestelde deadline is verstreken. Vóór het verstrijken van de bij de aanmaning nader gestelde termijn kan (nog) niet kan worden geconstateerd dat niet of niet tijdig aangifte is gedaan als bedoeld in art. 69 lid 1 AWR.

Verdachte heeft zijn IB-aangifte 2015 niet op de daartoe gestelde datum (1 mei 2016) ingediend. In de daaropvolgende herinneringsbrief en aanmaning is de uiterlijke datum steeds verschoven (28 juni resp. 12 augustus 2016). Omdat verdachte zijn IB-aangifte (ook in voorafgaande jaren) niet had ingediend wordt er, door het Handhavingsarrangement, een strafzaak aanhangig gemaakt. De tenlastelegging ziet alleen op de aanvankelijke datum (1 mei 2016) waarop de aangifte moest zijn ingediend. De politierechter veroordeelt verdachte tot een taakstraf en stelt als bijzondere voorwaarde dat hij alsnog IB-aangifte over 2015 en 2016 indient. De verdachte stelt hoger beroep in, verschijnt echter niet ter zitting (geen gemachtigde) en dient geen grieven in.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er sprake is van een evident onjuist vonnis en acht zich – ondanks andersluidend advies van advocaat-generaal – ontvankelijk. Het is niet mogelijk om alsnog IB-aangifte in te dienen, als door de politierechter als bijzondere voorwaarde in het vonnis opgelegd, nadat de daartoe gestelde deadline is verstreken. Een dergelijke aangifte dient te worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag omdat de inspecteur er bij het opleggen van de aanslag geen rekening mee heeft kunnen houden. Een belastingplichtige dient eerst aan de aangifteplicht te worden herinnerd en vervolgens daartoe te worden aangemaand. Vóór het verstrijken van de bij de aanmaning nader gestelde termijn kan (nog) niet kan worden geconstateerd dat niet of niet tijdig aangifte is gedaan als bedoeld in art. 69 lid 1 AWR. De vordering van de advocaat-generaal om toepassing van art. 416 lid 2 Sv wordt terzijde gesteld omdat het hof is gebleken dat er sprake is van een evident onjuist vonnis. Verdachte wordt vrijgesproken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wetboek van Strafvordering 416

Algemene wet inzake rijksbelastingen 69

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 23 september

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen