Staatssecretaris Idsinga van Financiën heeft op Prinsjesdag het wetsvoorstel wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 31 december 2024 in werking treedt.

Met dit wetsvoorstel past het kabinet de Wet minimumbelasting 2024 aan met het oog op de internationaal afgesproken administratieve richtsnoeren van de OESO. Het kabinet acht het van belang de richtsnoeren op te nemen in de Nederlandse regelgeving om de consistente toepassing van de OESO-modelregels over de minimumbelasting te bevorderen. Verschillende onderdelen van de administratieve richtsnoeren zijn in 2023 al wettelijk verankerd. Met het huidige wetsvoorstel worden weer enkele administratieve richtsnoeren waarvoor een wettelijke grondslag nodig is opgenomen in de Wet minimumbelasting 2024. Ook worden enkele technische wijzigingen voorgesteld.

De voorstellen betreffen met name de volgende onderdelen:

  • Aanpassing van de definitie voor het begrip ‘kwalificerend belang’. Hiermee wordt bewerkstelligd dat investeerders ter zake van hun investering gelijk worden behandeld, ongeacht de toegepaste verslaggevingsstandaard (US GAAP of IFRS). Ook worden 'kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden' en 'kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden' gedefinieerd, met specifieke vereisten voor verhandelbaarheid en prijs;
  • Berekeningen voor het kwalificerend inkomen of verlies en belastingen moeten gemaakt worden in de presentatievaluta van de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijkemoederentiteit;
  • Opname van de fiscale behandeling van kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden in de Wet minimumbelasting 2024;
  • Opname van de door de OESO gepubliceerde omrekenregels voor valuta in de Wet minimumbelasting 2024;
  • Bij de aanwijzing van de groepsentiteit in Nederland waarvan de binnenlandse bijheffing wordt geheven, komt een aanvulling voor de situatie dat de in Nederland gevestigde groepsentiteiten deel uitmaken van een joint venture-groep. Hiermee wordt voldaan aan één van de vereisten voor de consistentiestandaard;
  • Een tie-breaker bepaling voor de verslaggevingsstandaard aan de hand waarvan de binnenlandse bijheffing in Nederland wordt berekend. Indien de Nederlandse groepsentiteiten gebruik maken van meer dan één lokale financiële verslaggevingsstandaard, wordt de overwinst berekend op basis van de financiële verslaggeving die is opgesteld op basis van de Dutch GAAP.
  • De kwalificerende binnenlandse bijheffing en de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel in lijn brengen met de administratieve richtsnoeren van de OESO. Deze zien op de vereisten waaraan een kwalificerende binnenlandse bijheffing moet voldoen en ook aan welke vereisten een kwalificerende binnenlandse bijheffing moet voldoen voor de toepassing van de kwalificerende binnenlandse bijheffing veiligehavenregel;
  • Kwalificerende verhandelbare belastingtegoeden worden, net als kwalificerende restitueerbare belastingtegoeden, tot het kwalificerende inkomen gerekend;
  • Opname van de door de OESO gepubliceerde regels ten aanzien van het in aanmerking nemen van een voortgewentelde bovenmatige negatieve belastinguitgave in de Wet minimumbelasting 2024;
  • Aansluiting bij de administratieve richtsnoeren voor het bepalen van het bedrag van het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid;
  • Het tegengaan van bepaalde constructies met betrekking tot de tijdelijke Country-by-Country Reporting-veiligehavenregel. Dit betreft met name de maatregelen die zijn geïntroduceerd voor hybride regelingen waarbij groepen verschillende informatiebronnen kunnen gebruiken om aan te tonen dat zij kwalificeren voor de veiligehavenregel;
  • Opname van door de OESO gepubliceerde regels die in gevallen waarin een boekjaar eindigt voor 31 maart 2025, erin voorzien dat de indieningsdatum voor de bijheffing-informatieaangifte en de kennisgeving niet eindigt vóór 30 juni 2026.

Bij het omzetten van de administratieve richtsnoeren van de OESO wordt ervoor gekozen om zoveel mogelijk terugwerkende kracht tot en met 31 december 2023 te verlenen aan de voorgestelde maatregelen. Een uitzondering geldt voor vier maatregelen. Deze vier maatregelen treden in werking met ingang van 31 december 2024.

[Nieuwsbron]

--------------------

Het belastingpakket 2025 bestaat naast dit wetsvoorstel uit de volgende wetsvoorstellen:

  1. Prinsjesdag 2024: Belastingplan 2025
  2. Prinsjesdag 2024: Wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2025
  3. Prinsjesdag 2024: Overige Fiscale Maatregelen 2025
  4. Prinsjesdag 2024: Fiscale Verzamelwet 2025
  5. Prinsjesdag 2024: Wetsvoorstel aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025
  6. Prinsjesdag 2024: Wetsvoorstel beëindiging salderingsregeling voor elektriciteit
  7. Prinsjesdag 2024: Wetsvoorstel Wet Huurtoeslag ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling
  8. Prinsjesdag 2024: Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025
  9. Prinsjesdag 2024: Wetsvoorstel wijziging van de algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon

Informatiesoort: VN Vandaag

Dossiers: Prinsjesdag 2024

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 17 september

Rubriek: Internationaal belastingrecht

Uitsluiting Nieuwsbrief: Uitsluiting Nieuwsbrief

507

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen