De heer X houdt zich in het kader van zijn onderneming bezig met behang- en meubelstoffering. Na een boekenonderzoek worden diverse aanslagen in de ib- en btw-sfeer opgelegd. In geschil zijn de correcties met betrekking tot de bijtelling voor het privégebruik van auto(s) en de omzetbijtellingen. X gaat in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank. Partijen bereiken vervolgens alsnog een compromis. Hierdoor worden de correcties van de autokosten voor 2004 verminderd en de omzetcorrecties over de 2002 tot en met 2005 worden gehalveerd. X trekt het hoger beroep in, doch verzoekt de inspecteur te veroordelen in de kosten die hij in verband met de hoger beroepen heeft gemaakt.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur niet uit louter vrijgevigheid zijn standpunten deels heeft prijsgegeven. De omstandigheid dat de rechtbank de standpunten van de inspecteur grotendeels heeft gevolgd, betekent namelijk niet zonder meer dat dit door het hof zou worden bevestigd. Een partij kan geheel onverplicht iets van zijn standpunt prijsgeven om een einde te maken aan de onzekerheid van de procedure in hoger beroep. Er is dus wel sprake van een gedeeltelijke tegemoetkoming in de zin van art. 8:75a Awb. X claimt echter ten onrechte vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten ad € 1.963, aangezien niet aannemelijk is gemaakt dat de aanslagen een deugdelijk grondslag missen en willekeurig zijn vastgesteld. X krijgt voor alle samenhangende zaken een forfaitaire vergoeding van in totaal € 1.288 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor de rechtbank en voor het hof.