Belanghebbende, X, en zijn echtgenote exploiteren in maatschapsverband een agrarische onderneming. Als zij in 2005 1500 m2 cultuurgrond aan het bedrijfsvermogen onttrekken voor de uitbreiding van tuinen bij twee woningen, waaronder die van X, stelt de inspecteur dat er sprake is van bestemmingswijzigingswinst. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond. Ter zitting bij het hof trekt de inspecteur zijn hoger beroep in onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 3 februari 2012, nr. 10/02985, BV2576. Daarin is beslist dat de overbrenging van een agrarisch bouwperceel door de werking van het gelijkheidsbeginsel onder de landbouwvrijstelling valt. De rechtbank heeft X geen proceskostenvergoeding toegekend omdat er naar haar oordeel geen sprake is geweest van een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. X vecht dit aan in hoger beroep.
Hof Arnhem stelt vast dat alle door X ingediende processtukken in het briefhoofd de naam en het adres van X vermelden en door x zijn ondertekend. X heeft zich voor de rechtbank en het hof niet doen bijstaan. Uit de door X overgelegde uitdraai uit het urensysteem van B, de facturen en de betalingsbewijzen blijkt echter dat B voor belanghebbende fiscale advieswerkzaamheden heeft verricht. Het hof oordeelt dat B in de onderhavige procedure weliswaar geen proceshandelingen heeft verricht waarvoor punten kunnen worden toegekend op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, maar dat B aan X wel rechtskundige bijstand heeft verleend bij de behandeling van de zaak. Het hof ziet hierin aanleiding, gezien de bijzondere omstandigheden, aan X de in bezwaar en (hoger) beroep gemaakte kosten te vergoeden. Het hof stelt het bedrag in goede justitie vast op € 800. In verband met samenhang van de zaak van zijn echtgenote (nr. 10/00556), komt € 400 toe aan X.