Mevrouw X verkoopt vanaf 2010 naast haar fulltime baan via een webshop ecologische huidverzorgingsproducten van een Spaans merk. Voor de onderneming verstrekt de bank een krediet van € 50.000. Eind 2010 krijgt X het exclusieve distributierecht van de producten in Groot-Brittannië. X schakelt er diverse professionele partijen voor in. Eind 2012 blijkt de omzet toch ver beneden de ramingen te blijven. X beëindigt vervolgens de distributie-overeenkomst. In geschil is of X in 2010 terecht aftrek van een fors ondernemingsverlies (€ 19.414) claimt. In 2011 en 2012 zijn de verliezen € 55.821 en € 23.634. Volgens de inspecteur is de onderneming geen bron van inkomen. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er wel een bron van inkomen is, aangezien sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Hiertoe wordt onder meer in aanmerking genomen dat het om een gerenommeerd merk gaat en dat de bank - bij uitstek een onafhankelijke derde - bereid is geweest een krediet te verstrekken. In 2010 was dus aannemelijk dat X met haar professionele aanpak redelijkerwijs, zij het in de toekomst, positieve resultaten zou kunnen gaan behalen. Deze conclusie betekent overigens niet dat daardoor ‘automatisch' ook in latere jaren sprake is van winst uit onderneming. Aangezien X niet aannemelijk maakt dat zij in 2010 meer dan 1.225 uren aan de onderneming heeft besteed, heeft zij geen recht op de zelfstandigenaftrek. Het beroep van X is deels gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 november