A-G Ettema is van mening dat wijlen de heer X als gewezen bestuurder niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de btw-schulden, maar dat de aansprakelijkstelling terecht (mede) op art. 18 WvK is gebaseerd, zodat het beroep van zijn erven toch niet tot cassatie kan leiden.

Bedrijven hebben alleen recht op individuele overheidssteun als wordt voldaan aan twee fiscale voorwaarden. Dit om te voorkomen dat zij gebruik maken van overheidssteun, maar daarnaast belasting ontwijken. Dat heeft de ministerraad besloten na een voorstel van staatssecretaris Vijlbrief van Financiën.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het beroep deels niet-ontvankelijk is. De gemeente is voorafgaand niet apart in gebreke gesteld wegens het niet tijdig nemen van een dwangsombesluit. De heer X krijgt ondanks zijn eigen deskundigheid voor het bezwaar en beroep wel een proceskostenvergoeding.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat het besluit van de Staatssecretaris van Financiën over (para)medische beroepen slechts van toepassing is op de btw en geen rechtsgevolgen heeft voor de inkomstenbelasting.

De bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronacrisis geven aanleiding voor tijdelijke versoepelingen van verschillende fiscale regelingen. In dit beleidsbesluit geeft de Staatssecretaris van Financiën hieraan uitvoering in de vorm van enkele concrete goedkeuringen.

Rechtbank Noord-Holland vernietigt de aan X opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV 2014 omdat sprake is van een ambtelijk verzuim. De inspecteur had de aanslag niet zonder nader onderzoek conform de aangifte mogen opleggen.

De Adviescommissie Uitvoering Toeslagen (AUT) heeft veelvuldig vragen gesteld over de kwalificatie opzet/grove schuld en bredere invorderingsproblematiek welke vragen ook beantwoord zijn. Dat antwoordt staatssecretaris Van Huffelen van Financiën naar aanleiding van een vraag van Kamerlid Leijten tijdens het debat over het wetsvoorstel Wet hardheidsaanpassing Awir op 17 juni 2020.

A-G Wattel is van mening dat de volmacht van de gemachtigde niet toereikend is om alleen over de griffierechtvergoeding te procederen. De inspecteur heeft de fout van het hof inmiddels hersteld door aanvullend € 93 te betalen, zodat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Art. 19a Wet BPM 1992 geldt voor alle BPM-procedures “gestart naar aanleiding van een voldoening op aangifte”, dus juist ook als het geschil alleen (nog) maar gaat over de proceskostenvergoeding en het griffierecht.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in verband met het ingetrokken beroep, omdat niet is tegemoetgekomen aan haar beroep. De aanmaningskosten zijn terecht opgelegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR een uitputtende regeling is die ook van toepassing is op de verstrekking van onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over de verzoeker zelf.