Hof Den Haag oordeelt dat bij vervoer vanwege de werkgever geen recht bestaat op een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemers hebben nagenoeg consequent verklaard dat ze voor vervoer naar de werkplek gebruikmaakten van auto’s van hun werkgever en haar tankpas. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X vof exploiteert een schoonmaakbedrijf en leent personeel uit aan de horeca en vakantieparken. In geschil zijn de naheffingsaanslagen LB. Volgens de inspecteur zijn de CAO-toeslagen voor werken in de avond (30%), nacht (50%), weekend of op feestdagen (150%) ten onrechte uitbetaald onder de noemer van (niet-gedeclareerde) reiskostenvergoedingen. Volgens Rechtbank Den Haag is voor de reiskostenvergoedingen geen enkele onderbouwing in de administratie van X vof opgenomen, zodat die bovenmatig zijn. X vof gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag (V-N 2022/49.1.2) oordeelt dat bij vervoer vanwege de werkgever geen recht bestaat op een onbelaste reiskostenvergoeding. De werknemers hebben nagenoeg consequent verklaard dat ze voor vervoer naar de werkplek gebruikmaakten van auto’s van X vof en haar tankpas. Deze verklaringen worden ondersteund door de hoge tankkosten van de desbetreffende auto’s en weerspreken de stelling van X vof dat de auto’s alleen in noodgevallen werden gebruikt. Van stukken die de stelling van X vof zouden bevestigen, is niet duidelijk, waarom die niet eerder in de procedure zijn overgelegd. Het hof gaat voorbij aan deze stukken, omdat de inhoud niet verifieerbaar is. Het beroep van X vof is ook voor het overige ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 11