De Hoge Raad oordeelt dat de nationale autoriteiten van twee of meer EU-lidstaten slechts de bevoegdheid hebben om in onderlinge overeenstemming van de bepalingen inzake de verzekeringsplicht af te wijken.

X werkt van 1 januari 2010 tot en met 31 oktober 2014 voor een in Luxemburg gevestigde werkgever aan boord van een Rijnvaartschip. De werkgever heeft in die periode in Luxemburg socialeverzekeringspremies voor hem betaald. Volgens de SVB is de exploitant van het schip in Nederland gevestigd, zodat X hier is verzekerd. De SVB weigert om een uitzonderingsprocedure met Luxemburg op te starten. De Centrale Raad van Beroep stelt de SVB in het gelijk. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de nationale autoriteiten van twee of meer EU-lidstaten slechts de bevoegdheid hebben om in onderlinge overeenstemming van bepalingen inzake de verzekeringsplicht af te wijken. De toetsing van de uitleg en toepassing die de CrvB hieraan geeft, valt niet binnen de beperkte bevoegdheid van de Hoge Raad bij de beoordeling van uitspraken van de CRvB. Over gebreken in de motivering van een uitspraak van de CRvB kan in cassatie namelijk niet met succes kan worden geklaagd. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 18

Algemene Ouderdomswet 53

Algemene Ouderdomswet 6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen