Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de procedure betrekking heeft op de erfrechtelijke verkrijging, de eventuele schenkbelasting door de overige erfgenamen heeft hier geen invloed op.
X ontvangt in augustus 2014 van zijn moeder een schenking van € 100.000, dit bedrag wendt hij in oktober 2014, daags voor het overlijden van zijn moeder, aan ter (gedeeltelijke) aflossing van zijn hypotheek. X is voor een/derde deel erfgenaam in de nalatenschap van zijn moeder. In zijn aangifte schenkbelasting doet hij een beroep op de tijdelijk verruimde schenkvrijstelling. De beschikking geen aanslag schenkbelasting ontvangt hij in december 2015. De inspecteur houdt bij de aanslag erfbelasting aanvankelijk geen rekening met deze vrijstelling maar verlaagt het – na door X ingesteld bezwaar– alsnog ambtshalve. Het bezwaar acht hij vanwege termijnoverschrijding eerst niet-ontvankelijk. Dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard zijn partijen het naderhand eens. In geschil is of de aanslag erfbelasting tot de juiste hoogte is opgelegd. X stelt zich op het standpunt dat hij fiscaal belang heeft bij de procedure omdat het saldo van de nalatenschap nog kan wijzigen door de verschuldigde schenkbelasting van de overige erfgenamen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het standpunt van X ten aanzien van de eventueel verschuldigde schenkbelasting door de andere erfgenamen geen doel treft. In deze procedure en in de door de overige erfgenamen gevoerde procedures zijn de aanslagen erfbelasting in geschil en niet de aanslagen schenkbelasting. Hierdoor kan er ook niet meer of minder schenkbelasting verschuldigd zijn, zodat er geen gevolgen zijn voor de erfrechtelijke verkrijging van X of voor de aanslag erfbelasting. Het beroep wordt gegrond verklaard met vernietiging van de uitspraak op bezwaar.
Lees ook het thema Vrijstellingen schenk- en erfbelasting.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9