De heer B en zijn echtgenote C bezitten ieder 50% van de aandelen A bv. A bv is enig aandeelhouder van belanghebbende, X bv. X bv neemt in 2000 een tandartsenpraktijk over. In de praktijk zijn vier tandartsen werkzaam. Van de bezoekers, is 25% vaste patiënt en 75% een eenmalige bezoeker, die voor een spoedbehandeling komt. De tandartsen maken gebruik van de aanwezige voorzieningen zoals wachtkamer, behandelruimtes, medische apparatuur en van de ondersteuning door de tandartsassistenten van X bv: de heer B en mevrouw C. X bv zorgt voor de afspraken met patiënten, de patiëntenadministratie en de facturering. De tandartsen ontvangen van X bv voor hun werkzaamheden een vergoeding van 50% van de door hen gerealiseerde omzet. De inspecteur concludeert na een boekenonderzoek dat de tandartsen bij X bv in dienstbetrekking zijn en legt een naheffingsaanslag LB op.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat tussen de tandartsen en X bv een gezagsverhouding bestaat en dat ze bij X bv in dienstbetrekking zijn. De tandartsen zijn verplicht hun werkzaamheden persoonlijk te verrichten. De dagelijkse leiding van de praktijk ligt in handen van de bestuurders van X bv en alle ondernemingsbeslissingen worden door die bestuurders genomen. De tandartsen lopen nauwelijks of geen debiteurenrisico. Dat X bv geen instructies geeft over de inhoud van de werkzaamheden van de tandartsen, ligt voor de hand gezien de aard van die werkzaamheden en de specifieke vakkennis van de tandartsen en wil nog niet zeggen dat er geen gezagsverhouding bestaat, aldus de rechtbank. De rechtbank verklaart het beroep van X bv ongegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Arbeidsrecht, Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 19 februari