Belanghebbende, X, drijft in de vorm van een eenmanszaak een juridische praktijk. Daarnaast was X tot en met 2006 bestuurder van een rechtspersoon waarin eveneens een juridische praktijk werd gedreven. Deze rechtspersoon is inmiddels ontbonden. Uit een boekenonderzoek blijkt dat er sprake is van een onduidelijke administratieve scheiding tussen de beide adviespraktijken. Om discussie te vermijden over de correcties voortvloeiende uit het boekenonderzoek en de fiscale gevolgen van de ontbinding van de rechtspersonen, wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de inspecteur en X (zowel in privé als namens de ontbonden rechtspersoon).
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht € 37.500 heeft geteld bij het inkomen van X naar aanleiding van de door partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. X stelt dat de vaststellingsovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat wanneer er sprake is van debiteurenvorderingen van de ontbonden rechtspersoon die X in zijn omzet heeft verantwoord en dat deze vorderingen oninbaar zijn gebleken, afwaardering van deze vorderingen kunnen plaatsvinden ten laste van de winst van X. Deze afwaardering zou dan leiden tot het buiten aanmerking laten van de afgesproken bijtelling van € 37.500. Deze uitleg mag X echter niet baten, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem geschetste feitelijke situatie zich heeft voorgedaan. Nu sprake is van kwade trouw aan de zijde van X, heeft de inspecteur de bijtelling van € 37.500 terecht via een navorderingsaanslag tot het inkomen van X gerekend.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 22 mei