De Hoge Raad oordeelt dat de thincap-regeling niet in strijd is met het EU-recht. Volgens de Hoge Raad is de door X bv aangekaarte situatie namelijk niet vergelijkbaar, en is er geen sprake van een ongelijke behandeling van objectief vergelijkbare gevallen.

Belanghebbende, X bv, leent in 2006 € 10 mln van haar Deense moedermaatschappij (A A/S) voor de acquisitie van drie Nederlandse vennootschappen. In 2008 leent ze € 55 mln voor een nieuwe acquisitie. A A/S leent hiertoe geld van een bank. De lening wordt in 2009 – via de uitgifte van aandelen – voor een groot deel omgezet in aandelenkapitaal. De inspecteur corrigeert de VPB-aangiften 2006-2009 op grond van de thincap-regeling. Een deel van de rente op de lening van A A/S is volgens hem niet aftrekbaar. X bv stelt dat de thincap-regeling in strijd is met het EU-recht en het belastingverdrag met Denemarken. Volgens X bv moet haar situatie namelijk worden vergeleken met het geval waarin een Deense vennootschap een v.i. in Nederland heeft. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de thincap-regeling niet in strijd is met het EU-recht. Volgens de rechtbank is de door X bv aangedragen situatie niet vergelijkbaar, omdat geen sprake kan zijn van een lening van het hoofdhuis aan de v.i. De lening van de bank moet volgens de rechtbank namelijk direct worden toegerekend aan de v.i.

De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling van objectief vergelijkbare gevallen. De Hoge Raad overweegt hierbij dat een v.i. zich op het punt van de toerekening van schulden niet in een vergelijkbare situatie bevindt als een dochtervennootschap. De Hoge Raad wijst er namelijk op dat als A A/S er voor had gekozen om zich via een v.i. in Nederland te vestigen, de externe lening in beginsel aan het vermogen van de Nederlandse v.i. toegerekend had moeten worden. Deze situatie is volgens de Hoge Raad vergelijkbaar met een situatie waarin een dochtermaatschappij een externe financiering aantrekt. In beide gevallen is volgens de Hoge Raad art. 10d Wet VPB 1969 niet van toepassing. Verder staat het belastingverdrag met Denemarken volgens de Hoge Raad ook niet in de weg aan een correctie op basis van art. 10d Wet VPB 1969. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10d

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 2 december

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen