Belanghebbende, X bv, sluit in 2006 een vaststellingsovereenkomst met de inspecteur. Op grond hiervan komen alle adviseurs- en advocaatkosten voor 50% voor rekening van de (uiteindelijk gerechtigde) heer B in privé en is dus niet van enige winst aftrekbaar. De andere 50% zijn aan te merken als kosten van X bv. In geschil is de VPB-aanslag over 2004. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X bv een voorziening van € 200.000 mag vormen in verband met ‘kosten compromis' in plaats van € 100.000. Na hoger beroep door X bv is uitsluitend nog in geschil of de vaststellingsovereenkomst zozeer in strijd is met het recht dat de inspecteur niet op nakoming ervan mocht rekenen. Hof Amsterdam oordeelt dat als relevant toetsingskader de hele overeenkomst heeft te gelden en niet slechts één onderdeel van de overeenkomst. Het feit dat een in 1999 genoten bate op grond van de overeenkomst wordt belast in 2004, is strikt genomen in strijd met goed koopmansgebruik. Dit heeft echter niet tot gevolg dat daarmee de hele overeenkomst ongeldig zou zijn. De context van de overeenkomst was namelijk veel breder; het uitsluiten van procesrisico's, de omvang van de baten, wie de baten had genoten, alsmede het toepassen van de herinvesteringsreserve. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 2 december