X exploiteert vanaf het jaar 2008 een kapsalon in een vrijstaande garage behorende bij haar eigen woning. X heeft geen personeel (meer) in dienst. De omzetten die X in de jaren 2008, 2009 en 2010 behaalt zijn € 1761, € 2088 en € 5864. Tot en met 2007 heeft X toepassing van de zelfstandigenaftrek geclaimd en gekregen. In de jaren 2008, 2009 en 2010 heeft X geen aanspraak gemaakt op toepassing van de zelfstandigenaftrek. X was in het jaar 2009 parttime, op de zaterdag, in dienst bij een bakkerij en zij genoot een WW-uitkering. Bij het vaststellen van de aanslag ib/pvv en Zvw over het jaar 2009 rekent de inspecteur het verschil tussen het ondernemingsvermogen per 31 december 2009 en het bedrag van de oudedagsreserve, totaal € 33 144, tot de winst. Dit omdat X in de jaren 2008 en 2009 volgens de inspecteur niet aan het urencriterium heeft voldaan. Het beroep van X wordt ongegrond verklaard. X komt in hoger beroep.
In tegenstelling tot de rechtbank is Hof Arnhem-Leeuwarden van mening dat in dit geval bij de vraag of voldaan is aan het urencriterium de bewijslast bij de inspecteur ligt. Het is de inspecteur die de bestaande oudedagsreserve (ten dele) wenst op te nemen in de jaarwinst van 2009. Volgens het hof is de inspecteur erin geslaagd aannemelijk te maken, onder andere door de zeer geringe omzetten die X heeft gerealiseerd, dat X zowel in het jaar 2008 als in het jaar 2009 niet aan het urencriterium heeft voldaan. De winstcorrectie is terecht toegepast. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Lees ook het thema Oudedagsreserve.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.70
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 mei