Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslag en de verliesbeschikking ondanks het verstrijken van de driejaarstermijn toch kunnen worden opgelegd.

De heer X woont in Hongarije. X claimt in zijn IB-aangifte over 2009 een verlies te hebben geleden van € 5.070. In geschil is of de inspecteur uiterlijk op 31 december 2012 een aanslag op had moeten leggen en een verliesbeschikking had moeten vaststellen, alsmede of X recht heeft op een dwangsom. Tijdens de zitting is X via een telefonische verbinding "aanwezig", in die zin dat X kan horen wat er wordt gezegd en dat kan worden gehoord wat X zegt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de aanslag en de verliesbeschikking ondanks het verstrijken van de driejaarstermijn toch kunnen worden opgelegd. De aanslag en de verliesbeschikking zijn rechtsgeldig, aangezien X er juist een belang bij heeft (verg. HR 28 september 2012, nr. 12/01761, V-N 2013/8.7). De inspecteur wordt opgedragen om de aanslag alsnog binnen twee weken op te leggen en eventueel ook de verliesbeschikking. Voor iedere dag dat de inspecteur in gebreke blijft, is een dwangsom van € 100 verschuldigd. Het verzoek om toekenning van een andere dwangsom wordt afgewezen. Volgens art. 8 lid 3 AWR is het doen van aangifte geen aanvraag in de zin van art. 1:3 lid 3 Awb, zodat niet aan de voorwaarden van par. 4.1.3.2 Awb is voldaan. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 1:3

Algemene wet inzake rijksbelastingen 8

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 19 mei

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen