Rechtbank Den Haag oordeelt dat het bewust laten verlopen van de bezwaartermijnen geen overmacht is. De procedure tegen de RDW en de onzekerheid over de afloop kwalificeert namelijk niet als overmacht.
De heer X1 houdt zich professioneel bezig met het opknappen van oldtimers. X1 en een door hem beheerste rechtspersoon, X2, zijn houders van een groot aantal kentekens. Vanaf 2012 zijn honderden naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en verzuimboetes aan hen opgelegd. Zij beroepen zich op overmacht vanwege de privé situatie van X1. Door een (v)echtscheiding beschikte hij namelijk jarenlang niet over zijn administratie, waardoor hij niet meer in staat was om de kentekens te schorsen. Destijds is afgezien van het maken van bezwaar. Tegen de RDW is vergeefs een procedure gevoerd om de kentekens met terugwerkende kracht te schorsen. In geschil is of de later alsnog ingediende bezwaren door de inspecteur terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat het bewust laten verlopen van de bezwaartermijnen geen overmacht is. De procedure tegen de RDW en de onzekerheid over de afloop kwalificeert namelijk niet als overmacht. X1 en X2 wisten dat het starten van de procedure tegen de RDW niet op één lijn is te stellen met het instellen van rechtsmiddelen tegen de aanslagen en de boetes. Ten aanzien van de boetes maken X1 en X2 niet aannemelijk dat de termijnoverschrijding niet aan hen is toe te rekenen (zie HR 5 juli 2019, 18/01961, V-N 2019/33.19). Door de inspecteur is voldoende weerlegd dat X1 en X2 alle relevante en noodzakelijke informatie van de RDW hadden kunnen krijgen. De beroepen zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:11
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 17 december