Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende geen aan derden verhuurde woningen heeft verkregen.

Mevrouw C is eigenaresse van twee woningen. Deze woningen worden bewoond op grond van een (mondelinge) huurovereenkomst. C overlijdt eind 2007. Belanghebbende en haar zus (A), de dochters van C, zijn door C tot haar erfgenamen benoemd onder de last van het legaat om een persoonlijk recht van gebruik en bewoning toe te kennen aan de bewoners van de woningen. Belanghebbende stelt dat bij het vaststellen van de waarde van de woningen rekening moet worden gehouden met de waardedrukkende factor van de verhuurovereenkomst.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat belanghebbende geen aan derden verhuurde woningen heeft verkregen. De rechtbank wijst er hierbij op dat het huurcontract bij het openvallen van de nalatenschap teniet is gegaan, doordat de voormalige huurders het legaat van gebruik en bewoning hebben aanvaard. Volgens de rechtbank kan noch ten aanzien van de vorige bewoners/huurders noch ten aanzien van belanghebbende (als bloot eigenaar) worden gesproken van een aan een derde verhuurde onroerende zaak. Belanghebbende heeft volgens de rechtbank namelijk niet de volle eigendom van een verhuurde onroerende zaak verkregen, maar de (blote) eigendom van een onroerende zaak belast met een persoonlijk recht van gebruik en bewoning, wat door de (vroegere) huurders is verkregen. Met dit persoonlijk recht is bij de waardebepaling rekening gehouden. De aanslag blijft in stand.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Hof Arnhem

2

Gerelateerde artikelen