Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv de vordering op G bv niet ten laste van haar winst kan afwaarderen. Ten tijde van de overname van de vordering in 2011 was deze namelijk onvolwaardig. Verder kan X bv een bedrag van € 15 mln niet als liquidatieverlies in aanmerking nemen.

F houdt de aandelen in belanghebbende, X bv, die tot de E-groep behoort. De E-groep exploiteert onder andere drogisterijen en warenhuizen. Daarnaast houdt F ook de aandelen in G bv. G bv ontplooit ‘bedrijfsvreemde’ activiteiten, zoals investeringen in vastgoed en start-ups. Eind 2014 besluit F om de bedrijfsvreemde activiteiten te stoppen en wordt G bv geliquideerd. X bv heeft op dat moment een vordering van € 4,2 mln op G bv. Deze vordering heeft X bv in 2011 tegen nominale waarde overgenomen van F. Verder heeft X bv aandelen in G bv. Deze aandelen zijn verkregen tegen inbreng van een vordering van € 15 mln op G bv. In haar VPB-aangifte over 2014 waardeert X bv de vordering op G bv af en neemt een liquidatieverlies in aanmerking.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv de vordering op G bv niet ten laste van haar winst kan afwaarderen. Ten tijde van de overname van de vordering in 2011 was deze namelijk onvolwaardig. Verder verstrekt X bv ook geen informatie over het ontstaan en verloop van de vordering. Ook kan X bv het liquidatieverlies niet in aftrek brengen. X bv toont namelijk de omvang van het liquidatieverlies niet aan. X bv heeft vrijwel geen gegevens over het ontstaan en verloop van de vordering op G bv verstrekt. X bv kan het bedrag van € 15 mln daarom niet in aanmerking nemen als opgeofferd bedrag.

Lees ook het thema De onzakelijke lening

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 18 november

19

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen