Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het aannemelijk is dat Van D is blijven beschikken over het vermogen van SPF Q als ware het zijn eigen vermogen. Het vermogen van de SPF is onvoldoende afgescheiden van het vermogen van Van D om de SPF fiscaalrechtelijk als bezitter van het vermogen en de genieter van het inkomen te beschouwen.

Belanghebbende, Van D, richt in 1987 Van D nv op, een naamloze vennootschap naar Curaçaos recht. In 1999 wordt op verzoek van Van D Stichting Particulier Fonds Q opgericht door M nv, gevestigd te Curaçao. Van D schenkt vervolgens de aandelen Van D nv aan SPF Q. In 2012 verkoopt SPF Q haar bezittingen en ontvangt Van D, na de ontbinding van SPF Q, een liquidatie-uitkering. In geschil is of de bezittingen van SPF Q aan Van D moeten worden toegerekend. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de bezittingen van SPF Q niet aan Van D kunnen worden toegerekend. Volgens de rechtbank maakt de inspecteur zijn stelling dat Van D over het vermogen van SPF Q heeft kunnen beschikken, waardoor geen sprake is van een afgezonderd particulier vermogen, niet aannemelijk. Er is dan sprake van ‘zwevend vermogen’ waarvoor juist art. 2.14a Wet IB 2001 in het leven is geroepen. De rechtbank kent hierbij doorslaggevende betekenis toe aan de statuten van SPF Q. De rechtbank stelt vervolgens vast dat de heffing van 10% op Curaçao kwalificeert als reële heffing. De grondslag waarnaar de belasting op Curaçao wordt geheven is namelijk vergelijkbaar met de grondslag voor de Nederlandse VPB. De toerekeningsstop van art. 2.14a Wet IB 2001 is dan van toepassing. Het belastbaar inkomen van Van D moet worden vastgesteld overeenkomstig de aangifte.

Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het aannemelijk is dat Van D is blijven beschikken over het vermogen van SPF Q als ware het zijn eigen vermogen. Het vermogen van de SPF is onvoldoende afgescheiden van het vermogen van Van D om de SPF fiscaalrechtelijk als bezitter van het vermogen en de genieter van het inkomen te beschouwen. Het hof wijst er daarbij op dat aan SPF Q een wezenlijk manco kleeft omdat gedurende het bestaan van de SPF op geen enkel moment beneficiaries zijn aangewezen. De inspecteur maakt aannemelijk dat de ‘trustee’ alleen maar heeft gehandeld overeenkomstig de wensen van Van D, die op geen enkel moment als beneficiary is aangewezen. Verder is ook aannemelijk dat de werkzaamheden van de trustee die van normaal bancair vermogensbeheer niet te buiten zijn gegaan. Aan de toepassing van art. 2.14a Wet IB 2001 wordt niet toegekomen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 22 mei

211

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen