Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de vermogensrendementsheffing voor hem een individuele en buitensporige last vormt.

X tekent beroep aan tegen de uitspraken op zijn bezwaar tegen de aanslagen IB/PVV over de jaren 2014, 2015 en 2016. In geschil is de box-3 heffing over deze jaren. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de heffing van inkomstenbelasting over het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP indien het nominaal zonder risico’s gemiddeld haalbare rendement lager is dan 1,2 procent. Voor ingrijpen van de rechter is in beginsel geen plaats, tenzij een individuele belastingplichtige wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. De last moet worden beoordeeld in samenhang met de gehele financiële situatie van de belastingplichtige.

Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat de over de jaren 2014, 2015 en 2016 verschuldigde vermogensrendementsheffing voor hem, in vergelijking met andere belastingplichtigen, een individuele en buitensporige last vormt. Ook oordeelt de rechtbank dat uit het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1963, niet kan worden afgeleid dat de vermogensrendementsheffing met terugwerkende kracht afgeschaft moet worden totdat er een nieuwe regeling is. De beroepen van X zijn ongegrond.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingrecht algemeen

Dossiers: Box 3

Instantie: Rechtbank Den Haag

Editie: 8 augustus

16

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen