A bv houdt de aandelen in belanghebbende, X SA. X SA is opgericht naar Panamees recht. In september 2007 wordt de vestigingsplaats van X SA verplaatst naar Nederland. In september 2007 verkoopt X S.A. vervolgens voor € 55 mln een cruiseschip. De opbrengst van het cruiseschip leent X SA vervolgens uit aan A bv. De rente bedraagt de eenjaars-Euribor verhoogd met een opslag van 5% (= 9,69%). Deze lening wordt in 2008 in overleg met de inspecteur omgezet in een hybride lening, zodat de rente die X SA ontvangt is vrijgesteld op grond van art. 13 Wet VPB 1969. Nadat is gebleken dat een fiscale eenheid tussen A bv en X SA niet mogelijk is, stellen A bv en X SA dat zij hebben gedwaald over de fiscale gevolgen van de lening. De lening wordt vervolgens (met terugwerkende kracht) vernietigd. De inspecteur stelt echter dat er geen sprake is geweest van dwaling. Hij voert daarbij met name aan dat hem onvoldoende informatie is verstrekt over de gang van zaken. In geschil is of X SA in 2007 een belastbaar rentevoordeel in aanmerking moet nemen in verband met de aan A bv verstrekte lening. X SA stelt daarbij dat de oorspronkelijke lening, met een rente van 9,69%, is omgezet in een hybride lening met een winstafhankelijke rente van maximaal 5%.
Hof Amsterdam oordeelt dat niet valt in te zien dat een onafhankelijke derde/crediteur in zou stemmen met een renteverlaging van 9,69% naar een winstafhankelijke rente van 5%. Het hof wijst er vervolgens op dat X SA slechts vanwege ‘het concernbelang' heeft ingestemd met de renteverlaging, en dat X SA daardoor in 2007 een vergoeding van nihil zou ontvangen. Volgens het hof heeft X SA onzakelijk gehandeld en kan aan de vernietiging niet de fiscale gevolgen worden verbonden die X SA er aan wil geven, omdat de gevolgen van het onzakelijk handelen uit de fiscale winst geëlimineerd moeten worden. Het gelijk is dan ook aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 7 maart