Belanghebbende, X, woont in Nederland en was in de jaren 2006 en 2007 als kapitein werkzaam op het motortankschip D (hierna: het schip) dat voornamelijk op de Rijn vaart. X is die jaren in dienstbetrekking bij E, gevestigd in Luxemburg. Eigenaar van het schip is scheepvaartonderneming F, gevestigd te Zwijndrecht. Op de Rijnvaartverklaring staan als exploitant zowel de naam van F als die van E vermeld. In geschil is of X premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Rechtbank Leeuwarden is van mening dat X niet is vrijgesteld van de premieplicht. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden is van mening dat het aannemelijk is dat de eigenaar de vrachtopbrengsten geniet en dat de kosten voor haar rekening komen. Hieruit vloeit voort dat het goederenvervoer in eigenlijke zin in de Rijnvaart met het schip voor rekening en risico van F wordt verricht en dat het schip, in de zin van de hier van toepassing zijnde regelingen, behoort tot het vermogen van haar onderneming. De door X gestelde omstandigheden maken niet dat E of enig ander deze winst geniet. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het schip behoort tot de onderneming van de eigenaar, waarvan niet in geschil is dat zij in Nederland is gevestigd. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 6
Wet financiering sociale verzekeringen 57