X bezat een hennepkwekerij en is in april 2010 door de politierechter van Rechtbank Utrecht strafrechtelijk veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. X is veroordeeld tot een werkstraf en het terugbetalen van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 7000. X komt in beroep tegen de hem opgelegde aanslagen ib/pvv en zvw voor het jaar 2009 waarin inkomsten uit de hennepkwekerij zijn betrokken als resultaat uit overige werkzaamheden. Rechtbank Arnhem overweegt dat X in het jaar 2009 wel inkomsten heeft behaald met de hennepkwekerij. De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van verhoor van 20 april 2009 en de onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling van X van 20 april 2010. De stelling van X, dat de inspecteur in de aanslag ib/pvv 2009 niet méér mocht betrekken aan inkomsten ter zake van de hennepkwekerij dan het bedrag van € 7000 tot betaling waarvan hij in de ontnemingsprocedure is veroordeeld, faalt. Het is aannemelijk dat de bruto-opbrengst van de oogst ten minste € 33.360 is geweest. X komt in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof merkt nog op dat een als wederrechtelijk verkregen voordeel ontnomen bedrag niet eerder ten laste van het inkomen uit werk en woning kan worden gebracht dan op het tijdstip van voldoening. X is pas in het jaar 2011 begonnen met terugbetalen van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Wet inkomstenbelasting 2001 3.14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Strafrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 november