Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur er niet in slaagt aannemelijk te maken dat een andere dan de door partijen gemaakte verdeling van de koopsom rechtsgeldig is. X heeft bij de verkrijging van zijn melkveebedrijf het juiste bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, exploiteert een melkveebedrijf. Door overheidsingrijpen is hij genoodzaakt het bedrijf op een andere locatie voort te zetten. Aldus geschiedt. Op 2 juni 2009 krijgt X een melkveebedrijf geleverd van een derde. Volgens de akte van levering is op 25 maart 2009 een onderhandse akte van koop en verkoop opgemaakt met daarin opgenomen een uitsplitsing van de koopsom van € 2,5 mln. naar onder meer woongedeelte, ondergrond woning, ligboxenstal, erf en landbouwgronden. Voor zover van de koopsom het bedrag is betaald voor de landbouwgronden (€ 1.648.000) is een beroep gedaan op de cultuurgrondvrijstelling in de overdrachtsbelasting. Op basis van een taxatie stelt de inspecteur de vrijgestelde verkrijging echter vast op €1.449.000 en legt voor het verschil van € 199.000 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting op. Als Rechtbank Leeuwarden het beroep van X gegrond verklaart, stelt de inspecteur hoger beroep in.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK I, 15 januari 2013, 12/00255, V-N 2013/17.2.2) beslist dat op de inspecteur de last rust om aannemelijk te maken dat een andere dan de door partijen gemaakte verdeling van de koopsom rechtsgeldig is. Het hof oordeelt dat de inspecteur met zijn taxatierapport zowel de waarde van de opstallen en ondergrond als de waarde van de cultuurgrond onvoldoende heeft onderbouwd. De inspecteur heeft eerst de waarde van de cultuurgrond bepaald, daarna deze waarde in mindering gebracht op de transactieprijs voor het geheel, waarna de waarde van de opstallen en niet-cultuurgronden resteerde. De inspecteur als wel X hebben diverse transacties waarbij cultuurgronden zijn verkocht genoemd, aldus het hof. Niet door de inspecteur is weersproken dat de verkoper onder zeer gunstige omstandigheden het bedrijf met de cultuurgronden aan X heeft verkocht, zodat de inspecteur - om aan zijn bewijslast te voldoen - ook de waardering van de opstallen en de niet-cultuurgrond had moeten onderbouwen. Door dit na te laten heeft de inspecteur onder de gegeven omstandigheden niet voldaan aan zijn bewijslast. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 november

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen