Belanghebbende, X bv, kent aandelenplannen voor haar directieleden en de met haar verbonden vennootschappen. Zij heeft deze aandelen aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de zin van de werkkostenregeling. Vanwege de overschrijding van de zogenoemde vrije ruimte heeft X bv in verband met de toegekende aandelen bedragen als eindheffing aangegeven. De inspecteur legt naheffingsaanslag loonheffingen op. Hij is van mening dat de verstrekte aandelen de gebruikelijkheidstoets van de werkkostenregeling niet kunnen doorstaan, met name vanwege de hoogte van de verstrekkingen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X bv de om niet verstrekte aandelen als eindheffingsbestanddeel in de zin van art. 31 lid 1, aanhef en onder f Wet LB 1964 mag aanwijzen. Het enkele feit dat het om verstrekkingen met een ‘aanzienlijke waarde' gaat, is onvoldoende voor de conclusie dat X bv de verstrekkingen niet onder de werkkostenregeling kan brengen. Daarvoor moet worden vastgesteld wat gebruikelijk is in overeenkomstige omstandigheden, zodat vervolgens kan worden beoordeeld of daarvan al dan niet in belangrijke mate wordt afgeweken. De inspecteur heeft niet bewezen dat de verstrekkingen van de aandelen al of niet 'in belangrijke mate hoger zijn dan in voor het overige overeenkomstige omstandigheden gebruikelijk is'. Niet is komen vast te staan dat X bv de door haar verrichte verstrekkingen niet mocht aanwijzen als eindheffingsbestanddeel. De rechtbank verklaart het beroep van X bv gegrond en vernietigt de naheffingsaanslagen loonheffingen.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 31-1-f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Loonbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 29 september