Belanghebbende, X, woont in Nederland en werkt in Duitsland. In zijn aangiften IB/PVV maakt hij geen melding van zijn looninkomsten uit Duitsland. Wel geeft hij aan dat hij voor 100% in Duitsland werkzaam is. De aangiften worden geautomatiseerd afgedaan en bij de nihil-aanslagen over alle jaren wordt de algemene heffingskorting uitbetaald. Na een controle legt de inspecteur drie navorderingsaanslagen op waarbij de uitbetaling van de heffingskorting wordt gecorrigeerd. In geschil is of de inspecteur gerechtigd was tot navordering.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X te kwader trouw is geweest door zijn Duitse looninkomsten niet te vermelden in de aangiften IB/PVV. Nederlanders die in Duitsland werken krijgen een aftrek voor de in Duitsland verschuldigde belasting op de berekende Nederlandse inkomstenbelasting. Om deze aftrek te berekenen, dient de Nederlandse fiscus op de hoogte te zijn van het inkomen van de belastingplichtige. Van X die al sinds 1993 in Duitsland werkt, mag worden verwacht dat hij bekend is met deze regeling. X heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven door zijn Duitse inkomen niet op te geven. Conclusie is dat X te kwader trouw was en de inspecteur dus zonder nieuw feit mocht navorderen. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingrecht algemeen, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant