Advocaat-generaal Wattel stelt vast dat uit de toelichting bij de VSO blijkt dat bij de schuldwaardering de waarderingsregels in de financiële sector als uitgangspunt zijn genomen. De uitleg van het hof van de VSO is dan ook niet onbegrijpelijk.

Stichting X is een woningcorporatie. In het kader van de integrale belastingplicht voor woningcorporaties per 1 januari 2008, worden door de branche VSO’s vastgesteld met de Belastingdienst. In haar VPB-aangifte 2008 passiveert X de transitorische rente op de fiscale openingsbalans onder de kortlopende schulden. Bij de openingsbalanswaardering van de langlopende schulden is de transitorische rente niet gecorrigeerd. Nadat de aanslag definitief is geworden, ontstaat er in de branche een discussie over de transitorische rente. De Belastingdienst staat vervolgens een berekeningswijze toe die voor X gunstig is. X wil deze berekeningswijze ook toepassen, maar de Belastingdienst staat dat niet toe. In haar herziene aangifte 2009 past X de gunstige berekeningswijze toe. De inspecteur corrigeert dit. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat er sprake is van een dubbeltelling, en is het eens met X dat er sprake is van een foutenleerfout. Volgens het hof heeft X namelijk terecht de transitorische rente op de fiscale openingsbalans opgenomen onder de kortlopende schulden. Hiermee is volgens het hof niet in overeenstemming dat de transitorische rente eveneens wordt gerekend tot de grondslag voor de contante waardeberekening, omdat de transitorische rente dan tweemaal op de fiscale openingsbalans verschijnt: namelijk eenmaal onder de kortlopende schulden en eenmaal onder de langlopende schulden. De fout moet in het oudste openstaande jaar worden gecorrigeerd. Het hof stelt vervolgens het verlies voor 2009 vast op € 179.100. De staatssecretaris gaat in cassatie.

Advocaat-generaal Wattel stelt vast dat uit de toelichting bij de VSO blijkt dat bij de schuldwaardering de waarderingsregels in de financiële sector als uitgangspunt zijn genomen. Vervolgens wijst de A-G er op dat in die sector transitoire rente ofwel in de schuldwaardering ofwel onder de kortlopende schulden wordt opgenomen, maar niet beide. Volgens de A-G is de uitleg van het hof van de VSO dan ook niet onbegrijpelijk. Verder wijst de A-G er nog op dat de tegenwerping van de staatssecretaris innerlijk tegenstrijdig lijkt. Mocht de Hoge Raad het hier niet mee eens zijn, dan is de A-G van mening dat het beroep van X op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet kan slagen, en de staatssecretaris in het gelijk moet worden gesteld. De A-G adviseert de Hoge Raad om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 10 oktober

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen