Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de restwaarde uit de Taxatiewijzer Verzorging toepast en een verlengde levensduur. Daarnaast past hij terecht het niet-woningtarief toe voor de heffing van OZB.

Stichting X exploiteert een woonzorgcentrum. Het woonzorgcentrum heeft onder andere drie kleinschalige woongroepen, appartementen, een dagbestedingsruimte en een restaurant. X is het niet eens met de WOZ-waarde. X is van mening dat de levensduur korter is. Ook is de restwaarde volgens X te hoog. Tevens is het niet-woningtarief voor de heffing van OZB in geschil. Volgens X moet het woningtarief worden toegepast, omdat meer dan 70% van de onroerende zaak in hoofdzaak tot woning dient.

Hof Den Haag oordeelt dat de heffingsambtenaar terecht de restwaarde uit de Taxatiewijzer Verzorging toepast en een verlengde levensduur. Daarnaast past hij terecht het niet-woningtarief toe voor de heffing van OZB. Ter onderbouwing van de lagere restwaarde van 5% brengt X diverse landelijke verkoopcijfers in. De aannames van X zijn niet inzichtelijk en niet verifieerbaar. Ook de verlenging van de levensduur is terecht, omdat er regelmatig in het pand wordt geïnvesteerd. In de wet is geen steun te vinden dat de levensduur slechts mag worden verlengd in geval van een bijzondere omstandigheid. Voor de onderbouwing van haar standpunt over het niet-woningtarief hanteert X argumenten die zien op de woondelenvrijstelling van art. 220e Gemeentewet. Voor dit artikel gelden echter andere criteria. Het hoger beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Wet waardering onroerende zaken 17

Instantie: Hof Den Haag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Editie: 1 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

182

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen