Aan Y en aan zijn vader X zijn door de gemeente Dinkelland twee WOZ-beschikkingen afgegeven. X en Y voeren aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte uitgaat van twee afzonderlijke woningen. Bij het afgeven van de bouwvergunning is aangegeven dat 2 woningen niet toelaatbaar zijn en dat de beide woondelen onderling toegankelijk moeten zijn. Het bestemmingsplan staat slechts één woning toe. Rechtbank Overijssel voegt de zaken en verklaart de beroepen ongegrond.
In hoger beroep oordeelt Hof Arnhem-Leeuwarden dat bij de waardering van de onroerende zaken moet worden uitgegaan van de geldende bestemmingsplanbepalingen, dat gebruik moet worden gemaakt van vergelijkingsobjecten met eenzelfde bestemming (woning) en dat bij de waardebepaling uitgegaan kan worden van de waarde van de gehele woonboerderij die vervolgens over de beide onroerende zaken moet worden verdeeld. Deze uitgangspunten komen het hof juist voor, gegeven de omstandigheid dat het gaat om niet gesplitste woondelen in één woonboerderij die conform de bestemmingsplanbepalingen en vergunningvoorschriften niet mogen worden gesplitst. Dat er een markt is voor grote, niet gesplitste, woonboerderijen laten de vergelijkingsobjecten zien. De heffingsambtenaar maakt aannemelijk dat de vastgestelde waarde van de onroerende zaken niet te hoog is. Aannemelijk is dat de waarde van het geheel van de onroerende zaken kan worden vastgesteld op ten minste de beschikte gezamenlijke waarde. Voor de toedeling van de waarde aan de beide afzonderlijke objecten kan naar het oordeel van het hof de verdeling worden gevolgd die is opgenomen in de taxatierapporten van de heffingsambtenaar. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 28 oktober