Belanghebbende, X, heeft twee WOZ-beschikkingen gekregen: één voor een woning en één voor een perceel bosgrond.
Hof Den Haag oordeelt dat de woning en het bosperceel voor de WOZ niet aangemerkt kunnen worden als een samenstel. Het bosperceel behoort toe aan meerdere zakelijk gerechtigden (X en zijn broer). Niet aannemelijk is dat er sprake is van gedeeld eigendom. Dit betekent dat niet voldaan wordt aan de eisen van de samenstelbepaling van art. 16 onderdeel d Wet WOZ en dat de heffingsambtenaar de woning en het bosperceel terecht als afzonderlijke WOZ-objecten heeft aangemerkt. De heffingsambtenaar heeft de beschikking voor het bosperceel kunnen en mogen opleggen aan X, die een vordering heeft op zijn broer voor een deel van de OZB-aanslag. Het hof oordeelt vervolgens dat de rechtbank ten onrechte heeft besloten tot verlaging van de WOZ-waarde van de woning. Omdat de heffingsambtenaar geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, kan dit echter niet leiden tot vernietiging van de rechtbankuitspraak. Voor het bosperceel stemt het hof in met de beslissing van de rechtbank om de WOZ-waarde te verlagen naar € 15.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 24
Wet waardering onroerende zaken 16
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 28 oktober