De aanscherping van de regels rond de substance-eisen en informatieuitwisseling is per 1 januari 2014 vastgelegd in een nieuw Besluit. Op enkele kleine aanpassingen en verduidelijkingen in de toelichting is er ten opzichte van het in oktober vorig jaar uitgebrachte conceptbesluit weinig veranderd. Nog niet alle 'rimpels' zijn gladgestreken en verder beleid moet nog uitkomen. Fiscalisten kijken daar reikhalzend naar uit.

De aanscherping van de regels rond de substance-eisen in het Besluit Dienstverleningslichamen uit 2004 en uitwisseling van informatie bij het niet voldoen aan de regels werd vorig jaar nog breed aangekondigd door staatssecretaris Weekers van Financiën, ondermeer door hier destijds alvast een conceptbesluit over te publiceren. Eind december zijn de eisen middels een verzamelbesluit vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen. Hieruit blijkt dat nog maar weinig is gedaan aan de door de praktijk aangedragen knelpunten en de roep om verduidelijking van bepaalde regels. Een belangrijke tegemoetkoming is echter wel doorgevoerd.

Gegevensverstrekking niet altijd verplicht

Zo zijn schakelvennootschappen die geen beroep hebben gedaan of kunnen doen op een regeling ter voorkoming van dubbele belasting, op de interest-en royaltyrichtlijn dan wel op een nationale bepaling ter uitvoering van die richtijn, niet verplicht om gegevens en inlichtingen over hun substance te verstrekken.

Bartjan Zoetmulder, voorzitter van de commissie internationale fiscale zaken van de NOB en tax partner bij Loyens&Loeff, vindt dit een niet meer dan logische tegemoetkoming. "Het doel van de informatieverstrekking aan het buitenland is dat het andere land waarvandaan de rente, royalty's, huur of leasetermijnen worden betaald, kan bepalen of het toegang moet geven tot een verdrag of tot de richtlijn. Als de schakelvennootschap nu juist geen beroep doet op een verdrag of de richtlijn, bijvoorbeeld omdat er lokaal geen bronbelasting wordt geheven of er een lokale vrijstelling geldt, dan is het logisch dat er niets hoeft te worden verstrekt. Zou die verplichting er wel zijn dan zadel je niet alleen schakelvennootschappen op met een hele hoop administratieve rompslomp, maar ook de Belastingdienst. Dat terwijl de informatie dan niet interessant is en uiteindelijk tot niets leidt."

Gekwalificeerd personeel

Zoetmulder wijst ook nog op een belangrijke verduidelijking van de eis dat de schakelvennootschap moet beschikken over gekwalificeerd personeel. In de toelichting bij het nieuwe Besluit is opgenomen dat hieronder niet alleen eigen personeel wordt verstaan, maar ook personeel van derden. In het toenmalige Besluit Dienstverleningslichamen uit 2004 was dit ook opgenomen, maar dan in het Besluit zelf. Bij publicatie van het concept Besluit in oktober was het even onduidelijk of personeel van derden nog kon kwalificeren.

Zoetmulder: "Dit is een belangrijke toevoeging. Zou het vanaf 2014 namelijk alleen nog maar gaan om gekwalificeerd eigen personeel dan zouden trustmaatschappijen voor de dienstverleningslichamen geen toegevoegde waarde meer hebben. Door deze verduidelijking kunnen trustmaatschappijen hun dienstverlening op de huidige wijze blijven geven."

Onduidelijk hoofdzakelijkheidscriterium

In de toelichting is ook een poging gewaagd om het hoofdzakelijkheidscriterium ter bepaling van het begrip dienstverleningslichaam nader te duiden. Naar blijkt niet zo'n geslaagde poging waar de praktijk nauwelijks mee uit de voeten kan. Zoetmulder vindt het in ieder geval "geen verduidelijking" nu dit criterium zo "breed mogelijk wordt gehouden"."Men moet nog steeds naar allerlei omstandigheden kijken, zoals soorten van activa en passiva op de balans, samenstelling behaalde omzet, verrichte activiteiten en tijdbesteding van werknemers". Overigens blijven de werkzaamheden die samenhangen met het houden van deelnemingen buiten beschouwing. Veel liever zag Zoetmulder dat voor het hoofdzakelijkheidscriterium een soort balanstest zou gelden. "Stel dat overduidelijk is dat geen sprake is van een groepsfinancieringsmaatschappij omdat de financieringsactiviteiten bijkomstig zijn aan het geheel - zeg minder dan 10% van het balanstotaal - ga dan bedrijven niet lastig vallen met allerlei administratieve lastenverzwaringen waarmee zij moeten aangeven dat hun activiteiten niet hoofdzakelijk bestaan uit het betalen en ontvangen van rente, royalty's, huur of leasetermijnen."

Van vaag naar duidelijk

Al met al bevatten de substance-eisen nog veel onduidelijkheden, maar Zoetmulder is positief gestemd. Weekers heeft immers toegezegd, na vragen en overleg met de NOB, dat verdere details en méér helderheid over de substance-eisen zullen worden ingevuld in nader te ontwikkelen beleid van de Belastingdienst. Zoetmulder: "Geef nu precies aan wat met bepaalde eisen wordt bedoeld. Zijn de eisen namelijk te onzeker, te ruim of te ingewikkeld, dan ontstaan interpretatieverschillen met alle risico's van dien. De schakelvennootschap die denkt te voldoen aan de substance-eisen, zou dan weleens bedrogen uit kunnen komen en riskeert daarmee niet alleen renseignering, maar ook een forse boete."

Zoetmulder noemt nog enkele voorbeelden van ‘vage' eisen. "Wat te denken van de eis van ‘passend eigen vermogen'. Tot nu toe is niet altijd duidelijk wat in een relevante situatie nu ‘passend' is. Stel dat de belastingplichtige schakelvennootschap van ‘passend eigen vermogen' uitgaat terwijl de Belastingdienst dit niet passend vindt. Is dan sprake van een verkeerde aangifte? Ook niet duidelijk is of een schakelvennootschap in beroep kan gaan tegen een interpretatie die de Belastingdienst aan een substance-eis geeft en hoe weet een belastingplichtige nu welke informatie er precies over hem wordt uitgewisseld naar het buitenland?"

En dan is er tot slot nog een verschil tussen een APA en de substance-eisen. "Ook als een schakelvennootschap voldoet aan de substance-eisen, kan er toch informatie worden uitgewisseld wanneer wordt verzocht om een APA terwijl de schakelvennootschap hiervoor niet voldoende activiteiten heeft in Nederland." "We weten echter niet wat wordt verstaan onder dat criterium en daarmee is het lastig om cliënten te adviseren of ze wel of geen APA moeten halen", aldus Zoetmulder.

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

35

Gerelateerde artikelen