Wie er met de belastingdienst niet uit komt, kan in veel gevallen naar de rechter. Die mogelijkheid beschermt de burger tegen onjuiste belastingaanslagen. Door het recente voornemen van de Minister van Veiligheid en Justitie om de griffierechten fors te verhogen, kwam dat recht in gevaar. Gelukkig is de Minister, na aandringen door zowel rechtspraak als advocatuur, op dat voornemen teruggekomen.
Een geschil met de inspecteur van de Belastingdienst heeft een redelijk vast verloop. Kort gezegd beoordeelt de inspecteur in eerste instantie de aangifte. Indien hij de aangifte niet wil volgen, stuurt hij een brief dat hij van die aangifte gaat afwijken en vraagt de belastingplichtige te reageren. Blijft de inspecteur bij zijn standpunt, dan stelt hij uiteindelijk de aanslag met correcties vast.
Tegen die aanslag kan binnen zes weken bezwaar worden gemaakt bij de inspecteur. De inspecteur moet vervolgens in principe binnen zes weken op het bezwaar beslissen. Deze termijn kan de inspecteur eenzijdig met zes weken verlengen. Langer uitstel is alleen mogelijk als de belastingplichtige daarmee instemt. Ook kan een termijn verlengd worden in het geval de inspecteur een informatiebeschikking neemt. Neemt de inspecteur vervolgens een negatieve uitspraak op bezwaar, dan kan de belastingplichtige daartegen beroep instellen bij de belastingkamer van de rechtbank.
Om het geschil aan de rechter voor te kunnen leggen, moet een belastingplichtige griffierechten betalen. Dit zijn kosten voor het opstarten van de gerechtelijke procedure. Worden de griffierechten niet betaald, dan kijkt de belastingrechter inhoudelijk niet naar de zaak.
De hoogte van de griffierechten in fiscale zaken hangt af van de soort zaak en de vraag of een burger of een bedrijf de procedure opstart. Daarnaast is de hoogte afhankelijk van de instantie waarvoor wordt geprocedeerd. Een burger die beroep instelt voor een procedure over de inkomstenbelasting is in 2014 bij de rechtbank een griffierecht verschuldigd van € 45. Wordt hij door de rechtbank in het ongelijk gesteld en zoekt hij zijn heil bij de belastingkamer van het gerechtshof, dan is de burger aldaar € 122 aan griffierechten verschuldigd. Daarnaast is voor een aantal belastingmiddelen, bijvoorbeeld omzetbelasting, een hoger tarief aan griffierechten verschuldigd. Stelt een burger beroep in tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting dan is hij bijvoorbeeld € 165 aan griffierechten verschuldigd bij de rechtbank en € 246 bij het gerechtshof. Voor een bedrijf gelden andere tarieven, namelijk € 328 aan griffierechten bij de rechtbank en € 493 bij het gerechtshof.
Op 17 september 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een wetsvoorstel ingediend met als doel de hoogte van de griffierechten aan te passen. Daarbij stond de Minister extreme verhogingen van de griffierechten voor ogen. In plaats van € 45 (voor een procedure over de inkomstenbelasting) wilde de Minister een burger € 77 aan griffierechten laten betalen. Dit is een stijging van 75%. Ook de kosten voor een hoger beroepsprocedure stegen aanzienlijk, namelijk van € 122 naar € 189. Naast het verhogen voor de griffierechten in fiscale zaken wilde de Minister ook de griffierechten voor civiele zaken (zaken van burgers onderling) flink verhogen.
Dit voorstel van de Minister stuitte op veel weerstand. Begin 2014 liet bijvoorbeeld de Raad voor de rechtspraak weten dat het verhogen van de griffierechten in ieder geval zou leiden tot een flinke daling van het aantal handelszaken. Ook vanuit de advocatuur (Orde van Advocaten) kwamen grote protesten. Door de verhoging van de griffierechten komt de toegang tot de rechter immers onder druk te staan. Een burger moet zich kunnen verweren tegen bijvoorbeeld onjuiste belastingaanslagen van de inspecteur. Indien de griffierechten dermate hoog worden dat het niet voor een ieder mogelijk is om deze kosten te betalen, kan dit ervoor zorgen dat de burger niet in beroep komt.
De Minister heeft inmiddels alle commentaren ter harte genomen en ziet af van de extreme verhogingen. De verhogingen die de Minister thans voorstelt, zijn te overzien. Een burger die in beroep komt tegen een aanslag inkomstenbelasting moet, vanaf 1 januari 2015 vermoedelijk € 46 aan griffierechten gaan betalen. Dit is € 1 meer dan in 2014. Krijgt hij geen gelijk van de rechtbank en gaat hij naar het gerechtshof toe, dan is hij € 160 kwijt. Komt hij in beroep en eventueel hoger beroep voor een naheffingsaanslag omzetbelasting dan is hij € 170 (rechtbank) en € 285 (gerechtshof) aan griffierechten verschuldigd. Indien een bedrijf een fiscale procedure wil starten dan is het bedrijf vanaf 1 januari 2015 vermoedelijk € 338 (rechtbank) en € 507 (gerechtshof) aan griffierechten verschuldigd.
De Minister is hiermee tijdig tot ‘inkeer' gekomen. Door de extreme verhogingen terug te draaien, is de toegang tot de rechter voor iedere burger en voor ieder bedrijf weer veilig gesteld.
mr. Marloes Lammers, advocaat-belastingkundige
Bron: Jaeger advocaten-belastingkundigen
0