In een procedure tegen de Belastingdienst is het mogelijk om een tegemoetkoming in de proceskosten te krijgen. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming zijn in het Besluit proceskosten bestuursrecht afspraken vastgelegd. Dat besluit wordt per 1 januari 2015 aangepast, hetgeen een achteruitgang in de rechtsbescherming van de belastingplichtige inhoudt.
De hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend door middel van een puntensysteem. Voor het voeren van een bezwaarprocedure geldt nu bijvoorbeeld nog een tarief van € 243 (per 1 januari 2014) per punt en voor een beroepsprocedure een tarief van € 487 (per 1 januari 2014) per punt. Met het toekennen van punten is het Besluit niet scheutig. In een bezwaarprocedure worden bijvoorbeeld alleen punten toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift (1 punt), het verschijnen bij het hoorgesprek (1 punt) en het verschijnen bij een eventueel nader hoorgesprek (0,5 punt). Een inzage in het dossier van de inspecteur en na afloop daarvan een aanvullende motivering indienen levert dus geen punten op en dus ook geen vergoeding.
 
In de beroepsfase worden wel voor de meeste te zetten processtappen punten toegekend. Die punten zijn echter minimaal. Bijvoorbeeld 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en maar 0,5 punt voor het indienen van een conclusie van repliek. Deze tarieven en punten gelden zowel voor procedures over de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting als voor de WOZ (waardering van onroerend goed).
 
De hoogte van de toe te kennen tegemoetkomingen dekt bij lange na niet de daadwerkelijke kosten van een belastingplichtige. In plaats van daaraan aandacht te schenken, gaat het Ministerie van Veiligheid en Justitie totaal andere kant op.
 
Het is het Ministerie een doorn in het oog dat in procedures over de WOZ forse proceskostenvergoedingen worden toegekend. Dit heeft de Minister ertoe aangezet om medio 2013 op internet een consultatiedocument te plaatsen. Dit document had als doel een nieuw Besluit proceskostenvergoeding in WOZ-zaken in het leven te roepen. Basis voor het opstellen van dit document was het verlagen van de proceskostenvergoedingen in WOZ-zaken. Kennelijk waren deze zaken te lucratief voor de adviespartijen die zich daar mee bezighielden.
 
Op dit document heeft het Ministerie de nodige reacties ontvangen. Dit heeft voor een koerswijziging binnen het Ministerie gezorgd. In plaats van het voortzetten/uitvaardigen van het aparte besluit voor WOZ-zaken bleek recent dat er geen aparte regeling meer komt voor WOZ-zaken, maar dat het Besluit proceskosten bestuursrecht per 1 januari 2015 wordt aangepast.
 
Die aanpassing voorziet in een nieuwe terminologie voor het begrip ‘samenhangende zaken'. Tot 1 januari 2015 is doorslaggevend de vraag of de bezwaar- c.q. beroepschriften gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn ingediend bij de Belastingdienst of de rechtbank en dat daarin inhoudelijk eenzelfde motivering is opgenomen. Het nieuwe criterium is dat de inspecteur of de rechtbank de beroepen gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig behandelt.
 
Dit nieuwe criterium zorgt ervoor dat veel sneller sprake is van samenhangende zaken. Als een belastingplichtige bijvoorbeeld een procedure heeft over de hoogte van de winst uit onderneming (box I) in een bepaald jaar en daarnaast een procedure over de hoogte van zijn vermogen (box III) in een ander jaar, dan was er onder de oude tekst geen sprake van samenhangende zaken. Onder de nieuwe tekst is dit wel het geval als de rechtbank of de inspecteur de bezwaren/beroepen gelijktijdig behandelt. De onderwerpen zijn echter dermate verschillend dat de rechtsbijstandverlener voor de ene procedure niet kan putten uit gegevens/informatie/etc. uit de andere procedure.
 
Dit betekent dus een aanzienlijke achteruitgang in de rechtsbescherming van de belastingplichtige. De belastingplichtige moet zich immers op een gedegen wijze kunnen verdedigen tegen onjuiste correcties van de inspecteur. Die mogelijkheid heeft hij weliswaar nog steeds, maar de kosten daarvoor komen meer en meer voor zijn eigen rekening.
 
Ook nu blijkt dus weer dat het Ministerie via een omweg de ‘goede' en ‘kwade' belastingplichtigen over één kam scheert. Belastingplichtigen in de sfeer van inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting of de omzetbelasting werden niet ‘verdacht' van lucratieve handel in proceskostenvergoedingen, maar moeten nu wel op de blaren zitten. 
 
Een uitnodiging aan Jaeger om als professionele rechtsbijstandverlener (nog) vaker een beroep te doen op het toekennen van een integrale proceskostenvergoeding! 
 
blog van mr. Marloes Lammers
 
 

Bron: Jaeger advocaten-belastingkundigen

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting

1

Gerelateerde artikelen