De publieke toegang tot UBO-gegevens maakt een onnodige, in sommige gevallen disproportionele inbreuk op het recht op privacy van uiteindelijk belanghebbenden. Dit schrijft de NOB in het commentaar op de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten. De Orde realiseert zich dat de gewijzigde vierde EU-antiwitwasrichtlijn de nationale wetgever op dit punt weinig keus laat, maar hecht eraan dit te benadrukken.

De Orde heeft eerder gereageerd op de internetconsultatie van de Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden. Op basis van de internetconsultatie is onder andere gekozen voor eenzelfde UBO-definitie voor zowel de cliëntidentificatie als de UBO-registratie. De Orde stelt deze wijziging op prijs. Op andere punten is het implementatiewetsvoorstel niet of nauwelijks aangepast en is de houdbaarheid van de inbreuk op het recht op privacy niet alsnog beoordeeld. De Orde geeft de suggestie om de betrokken ministers te vragen om een zelfstandige toetsing van het recht op privacy uit te voeren.

Ten aanzien van de inhoud van het implementatiewetsvoorstel constateert de Orde dat het daarin opgenomen begrippenkader niet nader of weinig concreet wordt ingevuld. Ook heeft de Orde vragen over de uitzonderingen en de vrijstellingen van de UBO-registratieplicht.

Lees het commentaar.

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Belastingrecht algemeen

3

Gerelateerde artikelen