Als een cliënt bij een accountant een omvangrijke btw-fraude opbiecht, moet de accountant zijn geheimhoudingsplicht doorbreken en de Belastingdienst melden dat de btw-aangiften die hij heeft ingediend onjuist waren. Bovendien moet de accountant nader onderzoek doen als hij twijfelt aan de informatie die hij krijgt van zijn cliënt, vooral als het om aanzienlijke btw-teruggaven gaat. Dit oordeelt de Accountantskamer in een uitspraak van 23 januari 2015.
Een boer met nepfacturen
Een accountantskantoor verzorgt de BTW-aangiften voor een boer. De boer houdt de accountant voor dat hij tussen 2006 en 2008 in totaal 12 miljoen euro heeft geïnvesteerd in stallen en melkmachines. Dit leidt tot een teruggaaf van omzetbelasting van in totaal 2,2 miljoen euro, een bedrag dat vele malen hoger is dan de reguliere btw teruggaaf van de boer. Het is de accountant bekend dat de boer ten tijde van het verzoek tot teruggaaf in financieel zwaar weer verkeert. De accountant stelt de boer vragen over de facturen die ten grondslag liggen aan de teruggaaf, maar de boer antwoordt ontwijkend. De accountant krijgt ook – ondanks aandringen – geen inzage in de mutaties op de bankrekening via welke de facturen zouden zijn betaald.
Uiteindelijk komt de boer in augustus 2008 met het water voor de dokter en erkent dat er geen stal is gebouwd en geen melkmachine is gekocht. De facturen waarvoor btw teruggaaf is geclaimd zijn nepfacturen. De accountant vraagt de boer meteen om de btw-aangiften te corrigeren, maar de boer weigert dat. De dienstverlening van de accountant aan de boer stopt vervolgens.
Klacht tegen accountant
Op 22 juni 2011 bezoekt de Belastingdienst het accountantskantoor in verband met een onderzoek naar de boer. Dit wordt gevolgd door een inval van de FIOD op 19 juni 2012, waarbij de FIOD btw-fraude vermoedt en het dossier van de boer in beslag neemt. In oktober 2013 dient het Openbaar Ministerie een klacht in tegen de accountant. De klacht luidt onder andere dat de gegevens die de accountant ontving van de cliënt door hem volstrekt kritiekloos zijn verwerkt tot aangiften omzetbelasting, terwijl er gelet op de hem bekende feiten en omstandigheden voldoende twijfel bestond over de juistheid van de gegevens. Daarnaast verwijt het Openbaar Ministerie de accountant dat hij, nadat hij wist van de btw-fraude, geen melding heeft gedaan aan de Belastingdienst dat de btw-aangiften materieel en opzettelijk onjuist waren.
Onvoldoende onderzoek voorafgaand aan doen aangifte
Een accountant moet integer zijn, zo blijkt uit de VGBA (Verordening gedrag- en beroepsregels). De accountant moet daarom onderzoek doen en toelichtingen van een cliënt verifiëren als hij twijfelt aan de juistheid van de gegevens die hij moet verwerken voor een btw-aangifte. Naarmate de aangiften resulteren in hogere teruggaven moet hij beter opletten.
De accountant heeft in deze zaak onvoldoende opgelet. Zo had de accountant – vóór het indienen van de aangifte – er op moeten staan de bankafschriften te verstrekken waaruit de betalingen van de facturen bleek. De Accountantskamer hecht bovendien waarde aan het feit dat de accountant wist dat de boer in financieel zwaar weer verkeerde en desondanks geen vragen heeft gesteld hoe de boer aan een financiering kwam voor zulke grote investeringen. De accountant had dus meer onderzoek moeten doen, waardoor het doen van frauduleuze aangiften had kunnen worden voorkomen.
Doorbreking geheimhoudingsplicht: melding van btw-fraude aan fiscus
De melding van de boer over de btw-fraude valt onder de geheimhoudingsplicht van de accountant. De Accountantskamer vindt echter dat de geheimhoudingsplicht in deze situatie kon en had moeten worden doorbroken, gelet op de hoogte van de teruggaven en het maatschappelijk belang dat gepaard gaat met een grote fraude met gemeenschapsgeld. De accountant had de Belastingdienst daarom moeten informeren dat de ingediende btw-aangiften onjuist waren.
Ook doorbreking geheimhoudingsplicht toegestaan onder VGBA?
De Accountantskamer oordeelt dat zij het maatschappelijk juist vindt om te melden aan de fiscus. In de Verordening Gedragscode (VGC, geldend tot 1 januari 2014), was dit een grond voor doorbreking van de geheimhoudingsplicht. In de VGBA wordt deze grond niet meer genoemd. Wel blijft de accountant die in verband wordt gebracht met onjuiste informatie op grond van artikel 9, lid 1, sub b VGA verplicht een mededeling te doen aan de beoogde gebruikers van de informatie. Het risico van schending van de vertrouwelijkheid ligt daardoor op de loer. De accountant lijkt dus te moeten kiezen uit twee kwaden: een klacht van de gebruiker van de onjuiste informatie die niet is geïnformeerd of een klacht van de cliënt over schending van de geheimhoudingsplicht. Het is te hopen dat de VGBA op dit punt wordt aangepast.
Melding bij iedere fraude?
Uit het oordeel van de Accountantskamer blijkt verder dat de verplichting tot het doen van een melding aan de fiscus (en dus doorbreking van de geheimhoudingsplicht) in principe enkel geldt voor ‘hoge teruggaven' en ‘grote fraudes'. De vraag is dan natuurlijk wat een ‘kleine fraude' of ‘lage teruggaaf' is. De accountant lijkt voor het antwoord op deze vraag voor nu te moeten afgaan op zijn fingerspitzengefühl.
Bron: PlasBossinade
7