Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) mocht voorschotten op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor zieke medewerkers niet verhalen op een schoonmaakbedrijf dat eigenrisicodrager is. Dit oordeelt de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
Deze zaak speelde vóór de aanpassing van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 1 januari 2022. Deze uitspraak is dus alleen van belang in zaken die spelen voor de wetsaanpassing.
De zaak verloopt als volgt. Het schoonmaakbedrijf is een zogenaamde eigenrisicodrager voor de WIA. Dit betekent dat bij ziekte van een werknemer het bedrijf zelf de arbeidsongeschiktheidsuitkering, ofwel WIA-uitkering, betaalt. Het aanvragen van een uitkering gaat wel via het UWV. Het UWV beoordeelt het recht op uitkering, betaalt de WIA-uitkering aan de werknemer en brengt vervolgens maandelijks de kosten in rekening bij de werkgever.
Nadat zij twee jaar arbeidsongeschikt waren geweest, vroegen zestien (ex-)werknemers van het schoonmaakbedrijf een WIA-uitkering aan bij het UWV. Het UWV kon door een tekort aan verzekeringsartsen niet op tijd vaststellen of de werknemers recht hadden op een WIA-uitkering en heeft daarom voorschotten aan de werknemers verstrekt.
In afwachting van de WIA-keuringen keerde het UWV daarom voorschotten uit aan de werknemers van het schoonmaakbedrijf. De voorschotten behoorden volgens het UWV tot het eigen risico van het schoonmaakbedrijf en werden daarom bij het bedrijf in rekening gebracht. Tegen dit besluit ging het bedrijf in beroep.
Bij de CRvB (ECLI:NL:CRVB:2023:316) krijgt het schoonmaakbedrijf gelijk. Uit de WIA, zoals die luidde tot 1 januari 2022, volgt niet dat voorschotten op een WIA-uitkering vallen onder het eigen risico van de eigenrisicodrager en bij de eigenrisicodrager in rekening gebracht kunnen worden.
Bron: CRvB
Informatiesoort: Nieuws