Op dinsdag 1 juni 2021 is nummer 24 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- Brief met stand van zaken moties en toezeggingen voorjaar 2021 naar Eerste en Tweede Kamer gestuurd
In twee uitgebreide voorjaarsbrieven worden beide Kamers geïnformeerd over stand van zaken betreffende de fiscale moties en toezeggingen 2021. (punt 4 en 5) - A-G concludeert tot prejudiciële vragen over regeling kwalificerende buitenlandse belastingplichtige in IB
A-G Niessen concludeert dat de weigering om de toerekeningsregel uit art. 2.17 Wet IB 2001 toe te passen een ongeoorloofde discriminatie kan behelzen. De A-G stelt dan ook voor om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie EU voor te leggen. (punt 7) - Vennootschap met omvangrijk vastgoedportefeuille drijft geen materiële onderneming
A-G IJzerman kan zich vinden in het oordeel van Hof Arnhem-Leeuwarden dat [X1] Holding BV, een vennootschap met veel verhuurd onroerend goed - geen materiële onderneming drijft als bedoeld in de geruisloze terugkeerfaciliteit in de vennootschapsbelasting en de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet. (punt 8) - Nieuwe standaardvoorwaarden fusie- en splitsingsfaciliteiten in VPB
De Staatssecretaris van Financiën heeft het beleid voor de fusie- en splitsingsfaciliteiten in de VPB geactualiseerd. (punt 11) - Europese Commissie presenteert ambitieus plan voor belastingheffing van ondernemingen in 21e eeuw
De komende twee jaar komt de Europese Commissie met voorstellen op het gebied van belasting van ondernemingen, onder andere op het gebied van transparantie, het tegengaan van misbruik met brievenbusfirma’s en het tegengaan van de bevoordeling van schulden in de huidige vennootschapsbelasting. (punt 13) - Informatiebeschikking niet rechtsgeldig
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de opgevraagde stukken alleen relevant zijn voor de vraag of X bv bepaalde feiten aannemelijk maakt waarvan de bewijslast al op haar rust. De inspecteur heeft bij het opvragen van deze stukken dus geen belang waarop de inlichtingenplicht van art. 47 AWR ziet. (punt 15) - Ook vergoeding vertragingsrente indien teruggaaf plaatsvindt vanwege herziening maatstaf van heffing
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat rente moet worden betaald wanneer een BTW-teruggaaf niet binnen een redelijke termijn plaatsvindt. Dit geldt wanneer uit een herziening van de maatstaf van heffing een BTW-teruggaaf voortvloeit in de zin van art. 90 lid 1 EG-richtlijn 2006/112. (punt 16)
Producten: Inhoudsopgave V-N
3