Op donderdag 8 maart verschijnt nummer 7229. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Mevr. mr. K.M.G. Demandt en mevr. mr. A.C.M. Klaasse - Straf- en boeterechtelijke aansprakelijkheid van dementerende (verdachte) belastingplichtigen

In de fiscale praktijk komt het geregeld voor dat dementerende belastingplichtigen naast een aanslag worden geconfronteerd met een boete. Een ziekte zoals dementie kan de geestelijke capaciteiten van een belastingplichtige flink aantasten. In deze bijdrage wordt onderzocht of het in dat geval gerechtvaardigd is een boete op te leggen. Hoe verhoudt een boete zich bijvoorbeeld tot het adagium "geen straf zonder schuld" en de straf- en beboetingsdoeleinden? Voorts wordt besproken welke mogelijkheden er in fiscalibus bestaan om rekening te houden met psychische aandoeningen en hoe daar in de jurisprudentie mee wordt omgegaan. De praktijk wordt vergeleken met die uit het strafrecht. Tot slot wordt bezien of op sommige gebieden lessen kunnen worden getrokken uit de strafpraktijk.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. J.A.L. Heldens - De Praktijkhandreiking bedrijfsopvolging vastgoedexploitanten: kommer en kwel voor de vastgoedexploitant!?

De Belastingdienst heeft de interne Praktijkhandreiking bedrijfsopvolging vastgoedexploitanten opgesteld om belastinginspecteurs te ondersteunen bij het innemen van een standpunt inzake de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) bij de exploitatie van vastgoed. In deze Handreiking worden echter uitgangspunten ingenomen, waarvan getwijfeld kan worden of deze uitgangspunten in lijn zijn met de jurisprudentie. Daarnaast blijkt uit de praktijk, hoewel de Praktijkhandreiking zo niet bedoeld is, dat belastinginspecteurs de Praktijkhandreiking als zelfstandige grondslag hanteren bij de beoordeling voor de toepassing van de BOR bij vastgoedexploitanten. Wanneer dit gebeurt, kan tevens de vraag worden gesteld of de aan de hand van de Praktijkhandreiking opgelegde aanslag inkomsten- en schenk- of erfbelasting in strijd is met het formele zorgvuldigheidsbeginsel.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis - Wanneer vindt de onttrekking bij de onzakelijke lening plaats?

Een reactie op "Wanneer vindt de onttrekking bij de onzakelijke lening plaats?" van mr. C.B. Bavinck (WFR 2018/9). Met naschrift van mr. C.B. Bavinck.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mevr. mr. M.M. de Reus - De toekomst van box 3

Verslag van de algemene ledenvergadering van de Vereniging voor Belastingwetenschap over het thema "De toekomst van box 3", gehouden op 25 januari 2018 te Den Haag.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

RECTIFICATIE

In het artikel ‘Blauwdruk voor een grensoverschrijdende fiscale eenheid in de vennootschapsbelasting', WFR 2018/37 is een omissie geslopen. Het voorstel opgenomen in het einde van de voorlaatste zin van onderdeel 3.2.2.4 had als volgt moeten luiden: "de op grond van de objectvrijstelling te elimineren winst wordt niet bepaald in de situsmunt, dus niet in de valuta die wordt gehanteerd in het land waar de buitenlandse dochtermaatschappij feitelijk is gevestigd." In de digitale uitgave is deze zinsnede wel juist opgenomen.

Binnenkort in het Weekblad

De ondernemingstoets: de invulling van het begrip ‘activiteit'

De ondernemingstoets die wordt toegepast bij de beoordeling van de vennootschapsbelastingplicht van overheidsondernemingen, dient in beginsel per activiteit te worden toegepast. Mevr. dr. N.M.A. van Kreveld en prof. dr. A.O. Lubberss proberen, mede aan de hand van rechtsvergelijking binnen en buiten het belastingrecht, invulling te geven aan het begrip ‘activiteit'. Zij zoeken aansluiting bij het begrip ‘prestatie', concluderen dat vergelijkbare prestaties in beginsel als één activiteit moeten worden aangemerkt en reiken een aantal criteria aan voor de beoordeling of sprake is van vergelijkbare prestaties. Tevens besteden zij aandacht aan hoe moet worden omgegaan met gelijktijdige prestaties van verschillende aard: is sprake van meerdere ‘hoofdprestaties' die als afzonderlijke activiteiten hebben te gelden, of is sprake van één hoofdprestatie met een bijkomende prestatie die als één activiteit moeten worden aangemerkt?

Vervaardiging is geen verbouwing, of toch wel? – invloed Kozuba-arrest op vernieuwbouw

De Btw-richtlijn geeft lidstaten de mogelijkheid te bepalen dat een bestaand gebouw bij ‘verbouwing' terugkeert naar de fase vóór eerste ingebruikneming. Het begrip verbouwing is door het Hof van Justitie unierechtelijk uitgelegd in het Kozuba-arrest. Vraag is of deze uitleg betekenis heeft voor de uitleg van het begrip ‘vervaardigd' in art. 11 lid 3 onderdeel b Wet OB 1968. Hierna verdedigt mr. P. Berkhuizen dat dit niet het geval is en dat Nederland mogelijk zelfs geen gebruik heeft gemaakt van de verbouwingsoptie. Het arrest geeft naar zijn mening wel meer duidelijkheid over het moment waarop sprake is van vervaardiging.

Aflevering: 7229 (8 maart 2018)

WFR: Weekblad previews

Producten: WFR-signaleringen

19