Op donderdag 14 februari verschijnt nummer 7274. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
Dr. D. Molenaar - Ronaldo, voetbal en belastingontduiking
De voetballer Ronaldo heeft een straf geaccepteerd van 18,8 miljoen euro belasting/boete en een gevangenisstraf van 23 maanden (die hij echter niet hoeft uit te zitten). De Spaanse belastingdienst achtervolgde hem omdat hij zijn imagorechten en reclame-inkomsten naar een belastingparadijs had gesluisd. Eerder overkwam dit Lionel Messi, Neymar, Marcelo, Luka Modric en anderen. Tegen Xabi Alonso loopt in Spanje nog een interessante procedure waarin inhoudelijk besproken wordt wat er mogelijk is met imagorechten. Dit artikel bespreekt wat er in Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Nederland en andere landen gebeurt met voetballers en imagorechten. Het is verleidelijk om de inkomsten daarvan in vennootschappen in tax havens te verstoppen, maar de belastingdiensten zijn zich daartegen gaan verzetten. Daarbij worden ze gesteund door de OESO met zowel het Commentaar op art. 17 Modelverdrag als BEPS Actions 8-10.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk - De onzakelijke geldlening van de ANBI
In dit artikel gaat prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk in op de vraag hoe de onzakelijke lening jurisprudentie samenloopt met de giftenaftrek in de Wet Vpb indien een besloten vennootschap een (onzakelijke) lening aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI) verstrekt. Hij gaat allereerst in op de vraag wanneer sprake is van een onzakelijke lening en wat de gevolgen daarvan zijn in de vpb-sfeer. Vervolgens behandelt hij de (on)mogelijkheid om onzakelijke giften op grond van artikel 16 Wet Vpb ten laste van de winst te brengen. Daarna analyseert hij hoe het leerstuk van de onzakelijke lening en de giftenaftrek van artikel 16 Wet Vpb samenlopen bij leningen aan een ANBI en in hoeverre een (onzakelijke) lening op grond van artikel 16 Wet Vpb als gift ten laste van de winst gebracht kan worden.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Drs. A.H.G. Oldeman - Verslag uitreiking Stevensprijs 2018
Verslag van de uitreiking van de Stevensprijs 2018, gehouden op 25 januari 2019 in het Carlton Ambassador hotel te Den Haag.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Drs. R. van Tilburg en mr. J.M. Lammers - Tegenspraak: Een Nederlandse CO2-heffing is (g)een goede zaak
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. D.J.R. Nijssen - An Analysis of Cost Contribution Arrangements as a Legitimate Transfer Pricing Instrument and a Tax Avoidance Tool
Op vrijdag 15 februari 2019 zal Dennis Nijssen aan de Radboud Universiteit Utrecht promoveren op het proefschrift ‘An Analysis of Cost Contribution Arrangements as a Legitimate Transfer Pricing Instrument and a Tax Avoidance Tool’
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Binnenkort in het Weekblad
Onschuldpresumptie in fiscalibus, vaker dan je denkt!?
De onschuldpresumptie waarborgt een onbevooroordeelde strafrechtsgang en beschermt de publieke reputatie van een verdachte. Dat is ook van belang buiten het strafrecht. Sinds het arrest Minelli (1983) is het namelijk vaste EHRM-jurisprudentie dat een ‘niet-strafrechter’, bij gebrek aan een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling, geen twijfel mag zaaien over de onschuld van een aan hun rechterlijk oordeel onderworpen justitiabele. Op 23 oktober 2014 oordeelde het EHRM (Melo Tadeu) voor het eerst expliciet dat de onschuldpresumptie ook van toepassing kan zijn in een fiscale (invorderings)-zaak ná een strafzaak. Nadien speelt de onschuldpresumptie ook in Nederlandse fiscale rechtspraak een rol van betekenis. In deze bijdrage beschrijft drs. V.L. Meijerman de werking van de onschuldpresumptie in een belastingprocedure. Vanuit zijn visie op die werking onderwerpt hij een aantal Nederlandse fiscale uitspraken aan een kritische beschouwing. Hij concludeert dat de onschuldpresumptie vaker van toepassing is in een fiscale procedure dan op voorhand gedacht.
Het identificeren van directe kosten in de btw
Gemengd presterende btw-ondernemers moeten voor het bepalen van de omvang van het recht op aftrek van voorbelasting vaststellen in hoeverre btw op kosten rechtstreeks aan aftrekgerechtigde dan wel niet-aftrekgerechtigde prestaties is toe te rekenen. De criteria voor het identificeren van deze directe kosten zijn in de jurisprudentie van het HvJ EU niet uitgekristalliseerd. Met name de aard en inhoud van het verdisconteringscriterium roepen hierbij vragen op. Mede aan de hand van enkele recente ontwikkelingen in de rechtspraak, onderzoekt mr. dr. S.B. Cornielje de wijze waarop directe kosten moeten worden geïdentificeerd, en wat daarbij het belang is van het verdisconteringscriterium.
Producten: WFR-signaleringen