Op donderdag 2 mei verschijnt nummer 7285. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. dr. R.H.C. Luja - Bent u alweer in een Europese stemming?
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Prof. dr. P.H.J. Essers - Belastingverzet

Aan de hand van een drietal voorbeelden van grootschalig belastingverzet uit de Nederlandse historie wordt onderzocht of er naast verschillen gemeenschappelijke oorzaken kunnen worden aangewezen voor belastingverzet. Het herkennen van deze oorzaken kan mogelijk helpen om toekomstig belastingverzet te voorspellen en eventueel te voorkomen. Deze voorbeelden zijn het verzet tegen de tiende penning van Alva die in 1569 werd voorgesteld, de opstand van de Zuidelijke tegen de Noordelijke Nederlanden in 1830 en het door het “zwarte hoofdbestuur” van de Belastingdienst tijdens de Tweede Wereldoorlog eind 1942, begin 1943 geïnitieerde belastingverzet. De belangrijkste conclusies die uit deze drie voorbeelden kunnen worden getrokken, worden geëxtrapoleerd naar enkele actuele voorbeelden die aanleiding zouden kunnen geven tot de een of andere vorm van belastingverzet. De belangrijkste factoren die belastingverzet aanwakkeren zijn: 1. het opleggen van belastingen aan belastingplichtigen die deze belastingen moeten opbrengen zonder dat zij invloed hebben gehad op de totstandkoming, de hoogte en de duur van deze belastingen, waardoor het beginsel No Taxation without Representation wordt geschonden, 2. het niet-nakomen van regels en beginselen van belastingwetgeving (zoals in geval van een te ver doorgevoerd instrumenteel gebruik van belastingen), 3. het wegvallen van de checks and balances tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, en 4. een slechte economische situatie waardoor de mogelijkheden om de grote massa van het volk aan te zetten tot verzet toenemen. Ook in onze tijd kunnen deze factoren in meer of mindere mate worden herkend. Mits in een juiste mix aanwezig, zouden zij tot belastingverzet kunnen leiden.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

P.C. Waas RE RA en C. Buitenhuis RA - Toepassing van geldsteekproeven in het fiscale toezicht

De Belastingdienst maakt gebruik van de geldsteekproef. Die aanpak draagt bij aan een effectieve en efficiënte inrichting van de belastingcontrole. Daarnaast draagt de steekproef bij aan de objectiviteit, transparantie en controleerbaarheid van het toezicht. Dat is niet alleen voor de Belastingdienst zelf, maar ook voor alle andere partijen van belang.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. J. Schoenmaeckers - Aandeelhoudersleningen ter voorkoming van faillissement

De auteur bespreekt de zakelijkheid van aandeelhoudersleningen ter voorkoming van een faillissement. Hij bepleit in dit kader een ruimhartige toepassing van de bijzondere omstandigheid bij onzakelijke leningen, waarbij een link wordt gelegd met de kwijtscheldingswinstvrijstellingjurisprudentie. Ook wordt aandacht besteed aan de fiscale gevolgen van aandeelhoudersleningen in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord ter voorkoming van faillissement.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Binnenkort in het Weekblad

Reactie op artikel “De op zaak betrekking hebbende stukken” van M.S.J. Pijnenburg-Braspenning en M. van Es-Hinnen

In WFR 2018/229 zijn M.S.J. Pijnenburg-Braspenning en M. van Es-Hinnen ingegaan op de recente arresten van de Hoge Raad inzake de op de zaak betrekking hebbende stukken en welke gevolgen die arresten hebben voor de uitvoeringspraktijk voor de Belastingdienst. Beide auteurs zijn werkzaam bij de Belastingdienst. Naar de mening van Mr. A.T.P. Nefkens en J.H.P.M. Raaijmakers gaan M.S.J. Pijnenburg-Braspenning en M. van Es-Hinnen op sommige punten te kort door de bocht. Ook kunnen de auteurs zich niet (geheel) vinden in de gevolgtrekkingen die zij hebben getrokken. In deze reactie wordt daar nader op ingegaan.

Van aandelenhandel, cryptomining en technisch lastig te leveren bewijs

Ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten hebben geen recht op aftrek van voorbelasting. De uitzondering op deze hoofdregel is artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet OB: ondernemers die vrijgestelde financiële prestaties verrichten aan afnemers die buiten de EU gevestigd zijn, hebben toch recht op vooraftrek van de btw die direct toerekenbaar is aan die prestaties. Deze regeling beoogt te voorkomen dat Europese financiële dienstverleners ten opzichte van niet-EU dienstverleners in een nadeligere concurrentiepositie komen vanwege de voordruk op hun inkoop.
Maar ook hier gaat de technologische ontwikkeling voor de wet uit. De hoogtechnologische aard van een aantal financiële prestaties maakt het lastig (om niet te spreken van onmogelijk) om op een zinvolle manier te bewijzen dat de afnemers van deze prestaties buiten de EU gevestigd zijn.
In dit artikel wordt de bewijspositie voor de toepassing van artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet OB besproken aan de hand van een twee voorbeelddiensten: de overdracht van aandelen en het minen van cryptografische valuta. Daarbij worden tevens enkele oplossingsrichtingen voor het bewijsprobleem besproken.
M.I. van Haaren LLM komt tot de conclusie dat, om de ratio van artikel 15, tweede lid, onderdeel c, van de Wet OB te verwezenlijken, aanvullende regelgeving wenselijk zou zijn.

Producten: WFR-signaleringen

4