Belanghebbende, X, is eigenaar van een winkelpand in de gemeente Súdwest-Fryslân. Tot het pand behoort een aanbouw die is gerealiseerd door een voormalige huurder. Voor deze aanbouw ontvangt X geen huur. X bepleit verlaging van de WOZ-waarde 2012 van € 785.000 naar € 432.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de aanbouw van het winkelpand, die door de huurder is aangebracht en waar X als eigenaar geen huurpenningen voor ontvangt, niet kan worden uitgezonderd van de WOZ-waarde. X is door natrekking eigenaar geworden van deze uitbreiding. Dat de huurder die de aanbouw heeft gerealiseerd door middel van indeplaatsstelling is opgevolgd door een andere huurder, en dat X ook van deze huurder geen huurvergoeding voor de aanbouw ontvangt, doet aan het voorgaande niet af. Een situatie als in het door X genoemde arrest HR 25 november 1998, nr. 33.212, BNB 1999/18 is daarom niet aan de orde. De door X ervaren beperking in zijn recht op huurpenningen vindt immers haar oorzaak in de (aanvankelijke) huurovereenkomst, waarin niet is voorzien in een verhoging van de huur in geval van aanbouw van het gehuurde door en op kosten van de huurder. Het hof verwerpt in zoverre het standpunt van X, maar verklaart het hoger beroep toch gegrond, omdat de heffingsambtenaar tekortschiet in zijn bewijslast. Het hof stelt de WOZ-waarde in goede justitie vast op € 750.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 maart