X geeft in zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2002 geen inkomsten aan. Uit een proces-verbaal van de politie blijkt dat X de eigenaar van een seksclub is. In november 2014 is X voor onder meer het doen van een onjuiste aangifte ib/pvv 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Volgens de rechtbank heeft X zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door de opbrengsten van zijn seksclub en andere bedrijven te verzwijgen voor de Belastingdienst. In geschil is de door de inspecteur opgelegde ambtshalve aanslag ib/pvv voor het jaar 2002 waarbij wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 125 000. Ook is de verzuimboete in geschil. De rechtbank verklaart het beroep tegen de aanslag ongegrond maar vermindert de verzuimboete. X komt in hoger beroep.
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft X niet de vereiste aangifte gedaan. X heeft slechts aangifteblad 1 ingevuld en niet de vragen met betrekking tot het inkomen beantwoord en evenmin een ander aangifteblad ingevuld. Het gebrek in de aangifte leidt ertoe dat de volgens de aangifte verschuldigde ib/pvv verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde ib/pvv. Gevolg is omkering en verzwaring van de bewijslast. Het hof is van mening dat de inspecteur, die mede is uitgegaan van het overzichtsproces-verbaal, in redelijkheid tot de aanslag heeft kunnen komen. Het door de inspecteur berekende inkomen uit werk en woning over het jaar 2002 overstijgt zelfs de vastgestelde € 125.000. X slaagt er niet in overtuigend aan te tonen dat het door de inspecteur vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning van € 125 000 onjuist is. Het hoger beroep is in zoverre ongegrond. Het hof vermindert de verzuimboete vanwege overschrijding van de redelijke termijn in de hogerberoepsfase.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6