Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de aanduiding van de onroerende zaak op de WOZ-beschikking voldoende duidelijk is.
X exploiteert een kapsalon in de gemeente Rotterdam. Ze klaagt erover dat de aanduiding op haar WOZ-beschikking/aanslagbiljet niet overeenkomt met het door haar gehanteerde adres en vermoedt dat ze (mede) is aangeslagen voor de naastgelegen tattooshop.
Rechtbank Rotterdam oordeelt dat de aanduiding van de onroerende zaak op de WOZ-beschikking voldoende duidelijk is. De heffingsambtenaar heeft voor de ruimte een adres verzonnen omdat de ruimte in de Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) geen officieel adres heeft. De rechtbank oordeelt dat de aanduiding van de heffingsambtenaar voldoende duidelijk is en acht aannemelijk dat X niet is aangeslagen voor de naburige tattooshop. De eigen aanduiding van de ruimte door de heffingsambtenaar op het aanslagbiljet heeft geen gevolgen voor de postbezorging aangezien het aanslagbiljet is verzonden naar het huisadres van X. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond, maar kent wel een ISV toe wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 500 en een proceskostenvergoeding met een waarde per punt van € 759 (HR 27 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:752, V-N 2022/24.13).
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet waardering onroerende zaken 23
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Rechtbank Rotterdam
Editie: 9 juni